Schaduwen van Jezus in Joodse geschriften – Deel 1

Pesach en het Pesachlam

Inleiding

Het is opwindend om te zien dat de boodschap van het Nieuwe Testament nauw aansluit bij de profetische boodschap in de boeken van Mozes en de Profeten. Er zijn echter eveneens opmerkelijke overeenkomsten te vinden tussen het Nieuwe Testament en gedeelten in Joodse geschriften zoals de Misjna en de Gemara (die de basis van de Talmoed vormen).

Hoewel het Nieuwe Testament en de rabbijnse geschriften zich los van elkaar hebben ontwikkeld – ze lijken op het eerste gezicht zelfs twee ver uit elkaar staande werelden te vertegenwoordigen – kunnen de Misjna en de Gemara soms helpen om de boodschap van het evangelie te verduidelijken. Ook kunnen ze inzicht geven in de historische en culturele context van Bijbelgedeelten en kunnen ze de betrouwbaarheid van het Nieuwe Testament onderstrepen.
Zo vinden we in de oude rabbijnse bronnen aanvullende informatie over de inrichting en het functioneren van de Tweede Tempel, de wijze waarop in de praktijk werd omgegaan met geboden uit Tenach, de belangrijkste religieuze groepen in het land, of over personen uit Jezus’ tijd, zoals Nikodemus1 en Gamaliël2.

De Misjna

Een van de oude bronnen waarvan we in de eerste paar afleveringen regelmatig gebruik zullen maken is de Misjna (מִשְׁנָה). In het bijzonder het traktaat Pesachiem (פְּסָחִים). Daarin vinden we materiaal over het vieren van Pesach (het Pascha) en het laat overeenkomsten zien tussen het leven en sterven van de Here Jezus als Pesachlam (Paaslam) en de praktijk van de Bijbelse offerdienst zoals die in de Tweede tempel tijdens Pesach in Jeruzalem in praktijk werd gebracht.

De zesdelige Misjna is het eerste grote werk van de rabbijnse literatuur, bestaande uit leringen die gedurende honderden jaren zijn verzameld en overgedragen, en rond 200 n.Chr. zijn samengesteld onder de redactie van Jehoeda HaNassi (Juda de Vorst), een nakomeling van de beroemde Joodse geleerden Hillel en Gamaliël, de leermeester van de apostel Paulus (Hd. 22:3).
De Misjna behandelt landbouw-, rituele, civiele, strafrechtelijke en tempelgerelateerde wetten, presenteert een veelvoud aan halachische (juridische) meningen en bevat agada (verhalende gedeelten). Het is een fundament van de Joodse mondelinge traditie, die wordt voortgezet met de Talmoed (תַּלְמוּד), een werk dat is gestructureerd als commentaar op de Misjna. Deze commentaren op de Misjna worden samen Gemara (גְּמָרָא) genoemd.

Doordat Joodse geschriften meestal niet worden bestudeerd, zijn christenen veelal met hun inhoud onbekend. Joden die dit materiaal wel bestuderen zijn zich daarentegen niet bewust van de talrijke parallellen met het evangelie, doordat zij vaak het Nieuwe Testament niet kennen.
In deze serie willen we trachten om de wereld van het Nieuwe Testament en de rabbijnse geschriften wat dichter bij elkaar te brengen.

Waarschuwing
Hoewel we in deze serie regelmatig naar oude bronnen zullen verwijzen, willen we daarbij wel oog houden voor het feit dat de Talmoed en andere Joodse literatuur eeuwen later op schrift zijn gesteld dan de boeken van het Nieuwe Testament. Bovendien werden deze werken op geheel andere wijze samengesteld dan het Nieuwe Testament en hebben ze een ander doel op het oog. Zo bevat de Talmoed interpretaties van veel verschillende Joodse geleerden, die soms zelfs met elkaar strijdig zijn. Er zijn bijvoorbeeld geleerden in de Talmoed die beweren dat de Messias al is gekomen, terwijl anderen zeggen dat Hij nog moet komen. Sommige van hun beweringen zijn niet alleen strijdig met elkaar, maar zelfs met het Woord van God.
Naast het halacha (religieuze wetten) bevat de Talmoed ook agada (verhalen, parabels en legenden). Omdat niet al het materiaal op betrouwbare bronnen of historische feiten berust willen we met voorzichtigheid en wijsheid gebruik maken van dit oude materiaal. Daarbij is Gods Woord onze maatstaf om alles aan te toetsen!

Jezus het Pesachlam

In de eerste paar afleveringen willen we voornamelijk kijken naar de praktijk en achtergronden van Pesach en naar Jezus als het Lam van God. In het Nieuwe Testament wordt Hij met een offerlam en met een Paaslam vergeleken. In het boek Openbaring wordt Jezus zelfs rond 30 maal ‘het Lam’ genoemd.

De Here Jezus is ook het Lam waar Abraham profetisch over sprak toen hij met Izaäk op Moria was, de latere tempelberg (2Kron. 3:1). Abraham sprak daar profetisch over: ‘het Lam dat de Here God Zichzelf zou voorzien’ (Gen. 22:8, 14).
De profeet Jesaja spreekt over iemand die ‘Zijn mond niet opendeed’ en ‘als een lam ter slachting werd geleid’. Hij nam ‘de plaag van het volk op zich’ (Jesaja 53:7-8).
Filippus legt uit dat deze woorden niet over Jesaja zelf gaan, maar over de Here Jezus (Hd. 8:29-40).

De apostel Paulus noemt Jezus het Pesachlam (Paaslam) dat voor ons is geslacht (1Kor. 5:7). Later schrijft hij dat Jezus voor onze zonden is gestorven in overeenstemming met wat het Eerste Testament (die hij ‘de Schrift’ noemt) hierover zegt, zoals Zijn dood en Zijn opstanding op de derde dag (1Kor 15:3-4).

Het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt

Johannes de Doper noemde Jezus: ‘het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!’ (Joh. 1:29). Toen hij Jezus de volgende dag opnieuw zag riep hij: ‘Zie, het Lam!’
Het is opmerkelijk dat hierbij expliciet wordt verteld hoe laat dat gebeurde. Het was rond het tiende uur (Joh. 1:39). De Bijbel vermeldt zulke dingen nooit zonder reden. De betekenis wordt onmiddellijk duidelijk wanneer kijken wat de Misjna hierover heeft te zeggen.

De Bijbel geeft de opdracht om de dagelijkse offerdienst aan te vangen met het slachten van een gaaf eenjarig lam en om aan het eind van de dag, na het laatste offer, dit opnieuw te doen (Num. 28:3-4). Dit wordt het ‘tamied’, ‘het voortdurend (offer),’ genoemd (Num. 28:6)3. Het tamied was dus het eerste en het laatste offer dat iedere dag in de tempel werd geofferd4.
Nu vertelt de Misjna dat het lam dat aan het eind van de tempeldienst werd geslacht, altijd rond een half uur voor ‘het tiende uur’ werd geofferd, ongeacht of het een weekdag was of een sjabbat (Misjna Pesachiem 5:1). Dat was ongeveer de tijd waarop Johannes Jezus ziet en uitroept: ‘Zie, het Lam!’ Meteen daarop beginnen twee van zijn discipelen Jezus te volgen (Joh. 1:37-39). Een van die twee discipelen was Andreas, de broer van Simon Petrus (Joh. 1:40).

Het Hebreeuwse woord tamied (תָּמִיד) betekent naast ‘dagelijks’ letterlijk: ‘voortdurend’ of ‘eeuwig’. Het lam dat tweemaal daags5 als tamied wordt geslacht symboliseert daardoor, op prachtige wijze dat de Here Jezus, evenals de Vader, onveranderlijk is (Jes. 48:12) en dat Hij ‘de Eerste en de Laatste’ is (Opb. 1:17, 2:8)!

Kenmerken van het Pesachlam

Volgens de Bijbel moet het Paaslam aan verschillende eisen voldoen.
Allereerst moet het een eenjarige ram zijn. Dat is niet een pasgeboren lammetje, zoals vaak wordt afgebeeld, maar een volgroeid geslachtsrijp dier6.

Zo mocht je in Israël pas als priester dienen wanneer je tot rijpheid was gekomen, dat was vanaf je dertigste levensjaar (Num. 4:3). Dan was je volgroeid en volgens de Misjna op het toppunt van je kracht (Misjna Avot 5:21). De Hebreeënbrief legt uit waarom Jezus aan deze eis moest voldoen:

Hij moest in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God betreffen, om de zonden van het volk te verzoenen (Hebr. 2:17).

David werd koning op zijn dertigste (2Sam. 5:4). Jozef, die evenals David een beeld van de Messias is, was 30 jaar toen hij aan het hof van Farao ging dienen (Gen. 41:46). Op gelijke wijze ging de Here Jezus de Vader dienen toen hij rond de 30 was (Lukas 3:23).
Als Gods Paaslam voldeed Hij aan verschillende Bijbelse voorwaarden, zoals in de onderstaande tabel is te zien.

 

Het Paaslam in TenachVervulling in het Nieuwe Testament
Het moest een mannelijk dier zijn (Ex. 12:5);Jezus werd als jongen geboren (Luk. 2:7);
Het dier moest zonder gebreken zijn (Ex. 12:5,
Lev. 22:20);
Jezus was een smetteloos lam (Luk. 23:14; Hebr. 9:14; 1Pet. 1:19);
Het lam mocht alleen in Jeruzalem worden geslacht; waar de Here God Zijn Naam doet wonen (Dt. 16:2, vgl. 2Kron. 6:20; Ezech. 43:7);Jezus gaf in Jeruzalem Zijn leven zoals was voorzegd (Hand. 4:27-28);
Het Lam was nodig voor verlossing uit slavernij (Ex. 12-14);Jezus verlost ons van onze zonden (Kol. 1:14, Opb. 1:5);
Zonder het Lam geen leven! Wanneer men tijdens Pesach zuurdesem at of wanneer men geen deel had aan het Paaslam kon je niet blijven leven (Ex. 12:15; Num. 9:13);Jezus geeft leven! Maar zuurdesem (zonde) brengt de dood. Er is geen leven zonder Christus’ offer (Ezech. 18:20; Rom. 6:23; Hebr. 10:29; Joh. 3:15-16, 36, 6:51-58);
Het bloed van het Paaslam beschermt tegen Gods toorn (Ex. 11:4-5, 12:7,12-13);Jezus’ bloed verlost van Gods toorn (Rom. 5:8-10, Joh. 6:53, vgl. 1Thes. 1:10);
Het lam moest op de 14e niesan worden geslacht (Ex. 12:6);Jezus stierf op de 14e niesan, de vooravond van Pesach (Joh. 18:28, 19:14-37);
Het lam moest na het middaguur7 worden geslacht (Ex. 12:6; Lev. 23:5);Jezus stierf rond het 9e uur (rond 15:00 uur)
(Mat. 27:46-50);
Er mochten van het lam geen beenderen worden gebroken (Ex. 12:46, vgl. Ps. 34:20).Jezus’ benen werden niet gebroken
(Joh. 19:31-33).

Het was zo belangrijk dat er geen botten van het Paaslam zouden breken, dat iemand die toch een bot brak daar 40 zweepslagen voor kreeg (Misjna Pesachiem 7:11).
Soms werden de benen van een gekruisigde gebroken om het stervensproces te bespoedigen. Dat was het geval bij degenen die naast Jezus waren gekruisigd (Joh. 19:31-32). Tegen de verwachting in was dat bij Jezus niet nodig, omdat Hij al bleek te zijn gestorven (Joh. 19:33). Hierdoor werd de Psalm vervuld dat bij de rechtvaardige geen been zal worden gebroken (Psalm 34:19-20, vgl. Joh. 19:36).

Er mocht niets overblijven

Volgens de Tora mag er na Pesach niets van het Paaslam overblijven (Ex. 12:10). Daarom dat de Misjna vermeldt dat alle resten, zoals botten en pezen, in de ochtend van de 16e niesan moeten worden verbrand (Misjna Pesachiem 7:10)8.
In het jaar waarin Jezus stierf viel 16 niesan op zondag. Op die bewuste zondagochtend waarop de restanten van de Pesachlammeren werden verbrand, bleek het graf leeg te zijn omdat Jezus uit de dood was opgestaan (Mat. 28:1; Mark. 16:1-7,9; Lukas 24:1-9).
Paulus zegt het zo mooi. Wanneer Jezus zoveel tot stand heeft gebracht door Zijn sterven en dood, hoeveel temeer doordat Hij leeft! Door Zijn verzoening kunnen wij de rijke boodschap van het evangelie uitdragen, zodat ook anderen met God verzoend zullen worden.

God echter bevestigt Zijn liefde voor ons daarin dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Veel meer dan zullen wij, nu wij gerechtvaardigd zijn door Zijn bloed, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, hoeveel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven, omdat wij verzoend zijn (Rom. 5:8-10).
En dit alles is uit God, Die ons met Zichzelf verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft (2Kor. 5:18).

[Wordt vervolgd.]

1 Nikodemus [נַקְדִּימוֹן בֶּן־גּוּרְיוֹן Nakdimon ben Goerion] (Joh. 3:1,4,9, 7:50, 19:39) was een Farizeeër en een Schriftgeleerde die ten tijde van Jezus lid was van de Joodse Hoge Raad (het Sanhedrin). Hij behoorde tot de rijkste inwoners van Jeruzalem. We vinden veel over hem en zijn dochter Mirjam in de Talmoed.

2 Gamaliël (Hd. 5:34, 22:3) is zoals over het algemeen wordt aangenomen dezelfde als Gamaliël de Oude [גַּמְלִיאֵל הַזָּקֵן Gamliël ha-Zakan], een van de beroemdste wetgeleerden uit de Joodse traditie. Hij staat evenals zijn grootvader Hillel bekend als een relatief liberaal uitlegger van de Tora. Hij wordt regelmatig in de Rabbijnse Geschriften genoemd.

3 In de Joodse literatuur wordt het ook wel ‘Korban Tamied’ (קָרְבַּן תָּמִיד), het ‘Voortdurende Offer’ genoemd.

4 Het ‘tamied (offer)’ moet niet worden verward met de ‘nér tamied’, het ‘eeuwige licht’ dat in synagogen brandt en waaraan je kunt zien dat een synagoge (nog) in gebruik is. De nér tamied is een herinnering aan de zevenarmige menora in de tempel.

5 De enige uitzondering is op Pesach, dan is niet het lam van het tamied het laatste offer, maar vormen de Paaslammeren het laatste offer. Om alle Paaslammeren op tijd te kunnen offeren werd het tamied dan vervroegd (Misjna Pesachiem 5:1).

6 Ze worden echter tot het eerste jaar nog lam genoemd. Afhankelijk van de soort kunnen ze wel 10 tot 20 jaar oud worden. Voor andere offers mocht het dier wel jonger dan een jaar zijn (Lev. 22:27).

7 Letterlijk ‘tussen twee avonden’.

8 Wanneer de 16e niesan op sabbat viel, dan werden de overblijfsels op de 17e niesan verbrand (Pesachiem 7:10). In het jaar van Jezus sterven was dat op zondag de 16e omdat Jezus na de sabbat was opgestaan (Mat. 28:1). Zie ook: Was-jezus-drie-dagen-en-drie-nachten-in-het-graf ?

Woordenlijst

  • Halacha

    (הלכה)

    Rabbijns begrip voor wet of levenswandel.

    De term halacha (הלכה = wandel) is een rabbijns concept. Halacha is de toepassing van de wetten uit de Tora in de dagelijkse levenswandel. Halacha is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord halach (הלך = lopen/wandelen/gaan). Een van de belangrijkste Joodse geschriften, de Talmoed, bestaat voor een groot deel uit halacha die door rabbijnen is vastgesteld op grond van de exegese (uitleg) van bepaalde Bijbelgedeelten.
    Het bijvoeglijk naamwoord van halacha is halachisch wat ‘volgens de rabbijnse/joodse wet’ betekent.

  • Korban

    (קרבן)

    Het algemene woord voor ‘offer’. Het komt van het werkwoord ‘naderbij komen’. Het doel van een Bijbels offer is niet om God tevreden te stellen maar om tot Hem te komen. In de tijd van het Nieuwe Testament werd het woord ook gebruikt voor de munten die als een offergave werden gebracht of voor de offerkist in de tempel (zie Mattheüs 27:6).

  • Tenach / Tanach

    (תְּנַ״ךְ-תַּנַ״ךְ)

    De Hebreeuwse Bijbel of het Eerste Testament/Verbond. Vanaf de 2e eeuw door Christenen het Oude Testament genoemd, een naam die Joden liever niet gebruiken. Het woord TeNaCH is samengesteld uit de Hebreeuwse beginletters van de drie delen: Tora (T), Profeten (N) en Geschriften (CH).

    Zie deze pagina voor uitgebreidere informatie.

  • Tora / Torah / Thora

    (תורה)

    Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes.

    Letterlijk: instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.
    Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

    1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
    2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
    3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
    4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
    5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
    6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

    Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.