Schaduwen van Jezus in Joodse geschriften – Deel 2

Voorbereidingen voor Pesach

De Misjna vertelt ons dat in Israël in de tijd van de Tweede Tempel de voorbereidingen voor Pesach al een maand voor Pesach aanvingen, direct na het Poeriemfeest.
Zo begon men vanaf 15 adar met het herstellen van wegen en waterbronnen die tijdens de winterse stortregens schade hadden opgelopen. Hiervoor was reeds op de eerste dag van adar geld gereserveerd (Misjna Sjekaliem 1:1).

Witgemaakte graven

Een ander belangrijk onderdeel van de voorbereidingen was het opnieuw markeren van Joodse graven met witte kalk (Misjna Sjekaliem 1:1). Dit was noodzakelijk omdat eerdere markeringen vaak door het regenseizoen waren verdwenen. Het was essentieel dat Joden die onderweg waren konden zien waar zich graven bevonden en om rituele onreinheid te vermijden1, aangezien aanraking met de doden iemand zeven dagen onrein maakte (Num. 19:16). Deze traditie van het witkalken van graven voorafgaande aan de Opgangsfeesten vormde de achtergrond voor Jezus’ kritiek op de hypocriete Joodse leiders, die Hij in Mattheüs 23:27 vergelijkt met ‘witgekalkte graven die er van buiten mooi uitzien maar van binnen vol zijn met doodsbeenderen en onreinheid.’

De rode vaars

Tijdens Pesach mochten Joden alleen de tempel in Jeruzalem betreden wanneer ze niet in aanraking waren gekomen met de dood. Ter herinnering aan de noodzaak van reinheid voor Pesach, werd er in de tweede helft van de maand adar op sjabbat in de synagoge een speciale maftier (afsluitende lezing) toegevoegd aan de standaard Toralezing van die week. Deze extra lezing uit Numeri 19 is een gedeelte dat over de Rode Vaars (koe) handelt. Deze toevoeging was bedoeld om het volk eraan te herinneren dat ze zich goed op de reis moesten voorbereiden zodat ze rein naar Jeruzalem zouden opgaan om Pesach te vieren.

Een profetische boodschap

Numeri 19 bevat volgens de rabbijnen een van de meest fascinerende en mysterieuze voorschriften van de Tora. Het beschrijft het ritueel van de rode vaars, waarbij een volledig gave rode koe die nog nooit een juk had gedragen, buiten het legerkamp moest worden geofferd (Numeri 19:3), iets dat in latere tijden buiten de muren van Jeruzalem zou plaatsvinden. Vervolgens moest de koe worden verbrand samen met cederhout, hysop en sjani.
Sjani (שָׁנִי) verwijst naar een waardevolle scharlakenrode of karmozijnrode verfstof, die niet alleen symbool staat voor koninklijke waardigheid, en eveneens – omdat de kleur niet uitwasbaar is – symbool staat voor zonde (Jesaja 1:18).

De as van deze koe moest met water worden vermengd en werd vervolgens gebruikt om mensen te reinigen die in aanraking waren gekomen met een het lichaam van een dode. In Jeruzalem werd hiervoor water uit de bron van Siloam gebruikt2. Het is opmerkelijk dat de priester die de mensen reinigt hierdoor zelf onrein wordt3.

Dit bijzondere ritueel symboliseert het verlossingswerk van de Here Jezus. Dat komt ook naar voren doordat in het Hebreeuws in vers 9 en 17 het woord chattat (חַטָּאת) wordt gebruikt, wat de naam is van het zondoffer. Jezus leed en stierf buiten de legerplaats om het volk te heiligen door Zijn bloed. (Hebr. 13:11-13).

We zijn allen ‘met de dood besmet’ en onze ongerechtigheden scheiden ons van God (Jes. 59:2). Jezus nam echter onze onreinheid op Zich, waardoor Hij Zelf onrein werd (zoals in Numeri 19). Hij nam de rol van priester op Zich en onderging de straf die voor ons bedoeld was, zoals geschreven staat:

Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld.
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen (Jesaja 53:5).

Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.
Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen! En daarom is Hij de Middelaar van het nieuwe verbond, opdat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verzoening van de overtredingen die er onder het eerste verbond waren, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen (Hebr. 9:11-15).

Tot op heden wordt Numeri 19 nog altijd zo’n vijf weken voor Pesach op sjabbat in iedere synagoge gelezen. Daarbij is de gangbare uitleg, dat dit Bijbelgedeelte weer betekenis zal krijgen als de Messias is gekomen en de tempel is herbouwd.

De Grote schoonmaak

De voorbereiding voor Pesach omvat ook de ‘grote schoonmaak’ van huizen. Die begint een maand voor het feest en eindigt op de vooravond van de 14e niesan.
Op die avond wordt naar de laatste restjes chameets (zuurdesem) gezocht, zelfs naar stukjes kleiner dan een olijf, omdat het bezit of de consumptie van zelfs een kleine hoeveelheid zuurdesem iemand uit Israël ‘weg zou snijden’ (Ex. 12:15,19)4.

In Bijbelse tijden gebeurde dat zoeken ‘s avonds bij het licht van een olielampje (Misjna Pesachiem 1:1)5. Alles wat die avond of de volgende ochtend nog werd gevonden, werd uiteindelijk op de 14e niesan om 12 uur ’s middags verbrand6. Dat viel samen met het moment waarop de drie uur durende duisternis begon tijdens Jezus’ kruisiging, en met het tijdstip waarop het voorhangsel in de tempel scheurde (Mat. 27:45; Luk. 23:45)!

Paulus over chameets

In zijn brief aan de Korintiërs spreekt Paulus over het verwijderen van chameets, in relatie tot het Paaslam:

Verwijder dan het oude zuurdeeg, opdat u een nieuw deeg zult zijn. U bent immers ongezuurd, want ook ons Paaslam is voor ons geslacht: Christus!
Laten wij dus feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosaardigheid, maar met ongezuurde broden [matsot] van oprechtheid en waarheid (1Kor. 5:7-8).

Paulus noemt Jezus hier de Messias (Christus) en hij noemt Hem het Paaslam (of het Pascha) dat voor ons is geslacht.’
Het woord Pascha7 of Pesach, kan zowel naar het Paasfeest (Mark. 14:1; Luk. 2:41) verwijzen als naar de Paasmaaltijd (Lukas 22:8) of het Paaslam (Markus 14:12).

Zuurdesem in ons leven

Paulus noemt Jezus ‘ons Paaslam’ (1Kor. 5:7) en benadrukt het belang van het volledig verwijderen van chameets, omdat zelfs een kleine hoeveelheid het hele deeg kan beïnvloeden (1 Korintiërs 5:6).

Evenals andere Joodse geleerden van zijn tijd, ziet Paulus zuurdesem als een symbool voor zaken waarmee moet worden afgerekend.
Matsot, of ongezuurde broden, worden in de Schrift ook lèchem oni (לֶחֶם עֹנִי); ‘brood van verdrukking’ of ‘brood van ellende’ genoemd (Deut. 16:3).
Maar het kan ook worden vertaald met ‘brood van nederigheid8.’ Dus wordt er gesteld dat gezuurd brood het tegenovergestelde is. Chameets wordt beschouwd als een symbool voor trots en arrogantie, waarvan een klein beetje al een groot effect kan hebben op iemands karakter.
Paulus gebruikt zuurdesem dus op een soortgelijke negatieve manier en associeert het met opschepperij, maar ook met kwaadaardigheid en verdorvenheid (1 Korintiërs 5:6-8).

Wegdoen van chameets is een voortdurend proces

In ons leven kunnen trots en andere negatieve zaken de kop opsteken. De Bijbel spreekt over het verwijderen van zuurdesem en het sterven met Christus als een voortdurend proces. Jezus roept ons op om dagelijks ons kruis op te nemen (Lucas 9:23, 14:27). Dit doen we door dagelijks te bidden dat God ons hart onderzoekt met Zijn Geest en dat Hij ons toont wat nog aan het kruis genageld moet worden.

Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn met hetgeen gelijk is aan zijn opstanding (Rom. 6:5).
Dit is een betrouwbaar woord. Want als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons ook verloochenen.
Als wij ontrouw zijn, blijft Hij getrouw. Hij kan Zichzelf niet verloochenen (2Tim. 2:11-13).

Chag Pesach Sameach!

 

 

1 Dit betrof geen begraafplaatsen, maar graven die her en der door het land verspreid lagen (Bab. Talm. Mo’eed Katan 5a:12-20, vgl. Misjna Mo’eed Katan 1:2). De graven werden ook voor de andere twee andere Opgangsfeesten witgemaakt. Volgens de Talmoed moest de kleur waarmee de graven werden gemarkeerd wit zijn, omdat dat overeenkomt met de kleur van doodsbeenderen (Bab. Talm. Bava Kamma 69a:6).
Wanneer je toch onrein was in de tijd van Pesach, dan moest je het een maand later vieren (zie Numeri 9 vanaf vers 6).

2 Het water uit de Siloam (sjiloach) bron in Jeruzalem werd gebruikt voor de tempeldienst en als water om mensen in onder te dompelen. De Here Jezus stuurt in Johannes 9 een blinde naar dat water om te worden genezen. Degenen die pas werkelijk blind waren, waren de geestelijke leiders die zich tegen Jezus verzetten.

3 Dat geldt overigens ook voor de anderen die hebben meegewerkt.

4 Het Hebreeuwse woord dat in Exodus 12:15 en 19 wordt gebruikt (כָּרֵת karet) betekent; afsnijden, wegsnijden, uitroeien. Er staat letterlijk ‘die ziel zal worden weggesneden’ (וְנִכְרְתָה הַנֶּפֶשׁ).

5 In onze tijd wordt daar meestal een kaars voor gebruikt.

6 Zowel Rabbi Meïr als Rabbi Juda zeggen dat de chameets (het zuurdesem) aan het begin van het zesde uur (12:00 uur) moet worden verbrand (Misjna Pesachiem 1:4):

רַבִּי מֵאִיר אוֹמֵר, אוֹכְלִין כָּל חָמֵשׁ, וְשׂוֹרְפִין בִּתְחִלַּת שֵׁשׁ. וְרַבִּי יְהוּדָה אוֹמֵר, אוֹכְלִין כָּל אַרְבַּע, וְתוֹלִין כָּל חָמֵשׁ, וְשׂוֹרְפִין .בִּתְחִלַּת שֵׁשׁ

7 Het Griekse woord dat hij gebruikt voor Paaslam is Pascha (Πάσχα). Het is een Griekse weergave van het Aramese ‘Pascha’ (פַּסְחָא of פִּסְחָא) wat vergelijkbaar is met het Hebreeuwse woord ‘Pesach’ (פֶּסַח).
Pascha (πάσχα/פַּסְחָא) of Pesach (פֶּסַח) is: 1 de naam van het Paaslam dat werd geslacht (Mark. 14:12; Joh. 18:28); 2 de naam van de Pesach maaltijd (Mat. 26:18; Luk. 22:8,13); 3 de naam van Chag ha-Pesach (het Paasfeest) zelf (Mat. 26:2; Luk. 2:41; Hd. 12:4). De context bepaalt de betekenis.

8 Deze andere lezing  is mogelijk doordat de letter vav (ו) in עֹנִי ontbreekt. In de Talmoed vinden we nog tal van andere verklaringen (Zie bv. Pesachiem.36a:7, 115b:10, 116a:1 ).

Woordenlijst

  • Tora / Torah / Thora

    (תורה)

    Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes.

    Letterlijk: instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.
    Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

    1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
    2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
    3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
    4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
    5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
    6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

    Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.