Aartsvaders - אבות
(Grieks: patriarchen) – Abraham/Awraham, Isaäk/Jitschak en Jakob/Ja’akov. In Handelingen 7:8-9 worden ook de twaalf zonen van Jakob aartsvaders genoemd.
Het voorvoegsel ‘aart’ is afgeleid van het Griekse woord ‘archè’ (eerste, voornaamste, fundament, aanvoerder) en is ook terug te vinden in woorden als aartsengel/archangel (aanvoerder van engelen), aartsbisschop en architekt (bouwmeester).