Oorsprong van de samenkomsten in Tenach

De oorsprong van de wekelijkse samenkomsten

Velen beseffen niet dat de oorsprong van onze samenkomsten in het boek Exodus is te vinden. In hoofdstuk 12 krijgt Israël de opdracht om zeven dagen ‘het feest van de ongezuurde broden’ te vieren, met op de eerste en laatste dag een ‘heilige samenkomst’ (vers 16). Dit is de eerste keer dat het woord ‘samenkomst’ in de Bijbel voor komt. Daarna vinden we het in Leviticus 23, waar wordt gesproken over de wekelijkse samenkomst (op shabbat) en over samenkomsten op speciale ‘feesttijden’.

De vroege kerk vierde na de val van Jerzualem slechts één feest, het Bijbelse Pesach (Paasfeest), maar wel met een extra lading (vanwege de opstanding). De dag van de opstanding vierde men op de zondag die in de week van Pesach viel.
Gedurende lange tijd was dit het enige en centrale feest in de gemeente van Christus. Wel ontstond er een cyclus van 50 dagen: van Pasen over Hemelvaart tot en met Pinksteren. Dit was een ononderbroken feesttijd. Dit bleef zo tot de 4e eeuw.

Verandering van tijden en wetten

De Bijbel benadrukt dat feesttijden precies op de daarvoor vastgestelde data moeten worden gevierd (Leviticus 23:4), omdat de vervulling precies op deze data plaats zou vinden. In de eerste eeuwen van de jonge kerk bleef men zowel onder de Joodse gelovigen als onder de gelovigen uit de heidenen, vasthouden aan de Bijbelse kalender. Pesach werd door allen op de Bijbelse datum (14-21 Nisan) gevierd. In Klein-Azië bleef dat zelfs zo tot in de vierde eeuw. Er kwam echter steeds meer een anti-Joods denken de kerk binnen, wat tot gevolg had dat men af begon te wijken van de leer der apostelen. Op het Concilie van Laodicea (in het jaar 367) werd christenen verboden om zich op de shabbat van werk te onthouden (wat ze kennelijk nog deden) en ook mochten ze met Pesach geen matsot meer van Joden aannemen. Johannes Chrysostomos (Guldenmond), de bisschop van Antiochië, die in de Griekse orthodoxe kerk nog steeds wordt vereerd, schreef in 386 A.D.: “Joden zijn als redeloze dieren. Doordat zij via dronkenschap en viezigheid in het uiterste kwaad geraakt zijn, zijn zij springerig geworden en hebben zij het juk van Christus niet aangenomen, noch de ploeg van Zijn leer getrokken (…). Dergelijke redeloze dieren worden, omdat zij niet geschikt zijn om te werken, geschikt voor de slacht.” Hij verbood om nog langer dingen gemeenschappelijk te hebben met Joden.

Het was de Romeinse keizer Constantijn, die als vereerder van de zonnegod, de tijden en de wetten veranderde. Hij bepaalde dat op het feest van de ‘wedergeboorte van de zonnegod Sol Invictus’ (op 25 december) voortaan het geboortefeest van Christus moest worden gevierd. De shabbat werd verschoven naar de ‘zon’dag. De Bijbelse maankalender werd veranderd in een ‘zonne’kalender en hij verbood christenen om hun feesten nog langer op de door God ingestelde data te vieren. In 325 A.D. schreef hij over het paasfeest: “Het is onwenselijk dat in de viering van dit meest heilige feest de praktijk van het jodendom gevolgd wordt, omdat zij haar handen goddeloos ontheiligd heeft met enorme zonde. Laat ons niets gemeenschappelijk hebben met het verfoeilijke joodse volk.” Voortaan werd Pesach gevierd op het heidense feest ter ere van de godin Asthoret of Istar, de vrouwelijke partner van de zon. In de verschillende talen werd zelfs de naam van het paasfeest voortaan naar deze godin vernoemd, zoals in het Engels ‘Easter’ en in het Duits ‘Ostern’ en in het oud-Saksisch‘Eostre’. Vrijwel alle christelijke kerken en groepen, hoewel ze zichzelf vaak ‘Bijbelgetrouw’ noemen, vieren het paasfeest nog steeds op deze heidense datum.

Mikra kodesh

De Hebreeuwse tekst spreekt steeds over een ‘heilige’ samenkomst (mikra kodesh). De samenkomsten zijn heilig (kodesh) omdat ze apart zijn gezet voor God.
Het Hebreeuwse woord ‘samenkomst’ (mikra) betekent o.a. een ‘uitnodiging voor een feestmaal’. Omdat er in de tijd van de tabernakel en de tempel offers werden meegebracht, werd er ook altijd samen gegeten. In de eerste gemeente gebeurde dat ook nog, door na de maaltijd des Heren nog een speciaal feestmaal of ‘agape’ met elkaar te nuttigen.

Een andere betekenis van ‘mikra’ (samenkomst) is: ‘oefening’ of ‘generale repetitie’. Een samenkomst was a.h.w. een generale repetitie voor wat er in de toekomst zou gaan gebeuren. Door de samenkomsten kreeg Israël zicht op Gods profetische plan. Het is daarom niet toevallig dat de Exodus uit Egypte gevierd moest worden met een Paaslam (Pascha) met daarbij bittere kruiden en ongezuurde broden (Ex. 12 en Deut. 16), omdat dit een heenwijzing was naar Jezus, het ware Paaslam, dat precies op dit feest stierf en weer opstond.

Tijdens een samenkomst was het de gewoonte dat iedereen een ‘feestmantel’ droeg en bovendien offers en spijzen meebracht.

Plaats van de samenkomst

Plaats van de samenkomsten was in Israël en later in Griekenland (of Klein Azië) altijd in een huis of een binnenplaats (atrium), of een plaats waar stromend water was .

Vaak was er een verhoging in het midden, de Bama of Biema. Hierop werd de Tora voorgelezen en uitgelegd. Degene die onderwijs gaf zat meestal. De zetel van het onderwijs heette Kathedra (=zitting, zetel). Hieruit is het woord Catheder ontstaan.

Zowel de synagoge als de plaatsen waar later christenen samenkwamen, was veel meer een plaats voor communiteit. Men hoorde niet alleen het Woord, maar men leerde samen, at samen, vierde samen en aanbad samen. In het Hebreeuws noemde men de plaats “Beth Kesset” (huis der samenkomst).
Het woord kerk is waarschijnlijk afgeleid van het Griekse woord “Kuriakos” (= dat wat van de Heer is). De kerk is niet het gebouw, maar het volk van God! Ook is de kerk geen organisatie, maar een georganiseerd organisme.

Tijd van samenkomst

De gemeente kwam op verschillende dagen van de week bijeen in navolging van de synagogaIe gemeente. In de synagoge kwam men 22 maal per week samen voor gebed. Op de shabbat en de dagen waarop men gewoon was te vasten, de maandag en donderdag, kwam men om de Tora te horen. De christelijke gemeente brak later met haar Joodse oorsprong en vergaderde later op woensdag, vrijdag en zondag.

Inhoud van de samenkomst

De samenkomsten van de vroege kerk hadden twee hoofdelementen:

  1. De Woordverkondiging met de daarbij behorende elementen,
  2. De avondmaalsvieringen met de elementen daaromheen (waaronder de agape).

In het begin werd de maaltijd des Heren nog lange tijd gevierd samen met een liefdemaaltijd (vgl.I Kor.11:17vv en Judas vers: 12), maar langzamerhand wordt de avondmaalsviering daarvan losgekoppeld en naar de morgendienst verschoven. De liefdemaaltijd blijft dan voor de avond behouden.

De dienst zag er ongeveer zo uit:

I. Woorddienst:

  • Lezingen, afgewisseld met zingen
  • Preek door de episcopos (bisschop)
  • Gebed voor de nood der christenheid
  • Wegzending van de catechumenen (=zij die zich voorbereiden op belijdenis-doen en groot-doop)

II. Avondmaalsdienst:

  • Vredeskus
  • Brengen van de gaven brood en wijn
  • Eucharistiegebed (=dankzegging voor brood en beker)
  • Breken van het brood, inschenken van de wijn
  • Uitdeling
  • Wegzending van gemeente met zegen

Van shabbat naar zondag

Deze eerste dag van de week stond als vroeg in de kerkgeschiedenis centraal, maar niet als een rustdag, – het was in die tijd een gewone werkdag, – maar als een feestdag, om samen met brood en beker de opstanding van de Verlosser te vieren. Daardoor krijgt deze dag de bijnaam ‘Dag des Heren’, of de ‘Dag van ònze Heer’. Dit tegenover de keizer die in die tijd ook ‘Heer ‘werd genoemd. In het Latijn sprak men van ‘Dominica’. Een andere geliefde naam was: ‘De achtste dag’ als climax van de zeven dagen bij de Joden.
Later namen de christenen, mede onder invloed van Keizer Constantijn de Romeinse (heidense) naam ‘Dies solis’ (dag van de zon of zondag) in. De Romeinen vereerden de zon als god.

De eerste christenen in het heilige land en Klein-Azië bleven wekelijks op shabbat samenkomen, maar vierden aan het eind van de shabbat (op zaterdagavond) het avondmaal ter herinnering aan Jezus opstanding. Als enige feest vierden zij het Paasfeest, maar met de nieuwe toegevoegde betekenis; Jezus verrijzenis.
In de vierde eeuw verbood de Romeinse keizer Constantijn het samenkomen op shabbat. Verder koos hij een nieuwe datum voor het paasfeest (de huidige datum van de christelijke kerk).
Toch is nog altijd het paasfeest, samen met de verrijzenis van Jezus, de basis van onze samenkomsten, die tevens een repetitie horen te zijn voor het grote toekomstige feest, de bruiloft des Lams (Opb. 19:7). Het is goed om te beseffen dat onze samenkomsten daarom nog steeds ‘heilig’ horen te zijn (vgl. Hebr. 12:23) en dat we nog steeds met feestoffers en in ‘heilige feestdos’ naar de samenkomst horen te komen (Psalm 29:2).

Woordenlijst

  • Tora / Torah / Thora

    (תורה)

    Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes.

    Letterlijk: instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.
    Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

    1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
    2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
    3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
    4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
    5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
    6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

    Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.