Het laatst der dagen – deel 1

In deze serie willen we een aantal aspecten van de eindtijd bespreken vanuit Hebreeuws-Joods perspectief. Deze reeks artikelen zal regelmatig worden bijgewerkt en aangevuld.

Laatste update 24-12-2020.

Gods licht in duistere tijden

We leven in een tijd die voor velen als verwarrend en zwaar wordt ervaren. Des te belangrijker is het om te beseffen dat Gods Woord ons er continu aan herinnert dat we niet angstig hoeven te zijn voor moeilijkheden en onzekere tijden (Psalmen 27:1; 118:6). Als Gods kinderen mogen we schuilen bij onze Hemelse Vader en ons door Zijn Geest en Woord laten verlichten, zodat we de toekomst kunnen zien in Gods licht. Dat is het licht waarvan David getuigt: “Want bij U is de bron des levens, in Uw licht zien wij het licht.” (Psalm 36:9).

We zullen bij het bestuderen van dit onderwerp steeds de volgende punten in ons achterhoofd moeten houden.

  • Er komt een einde aan het huidige tijdperk

    Het einde, van de wereld zoals we die kennen, wordt voorafgegaan door een periode die de Bijbel ‘het laatst der dagen noemt’. Daarin vinden verschillende gebeurtenissen plaats.
    Het einde van de wereld zal volgens de Here Jezus pas komen nadat aan alle volken het evangelie van het Koninkrijk Gods is verkondigd (Mattheüs 24:14. Vgl. Lukas 24:47 en Romeinen 15:21). Hier ligt een taak voor alle gelovigen.

  • De Messias Jezus is overwinnaar

    We hoeven Gods tegenstander, de duivel, niet te vrezen. We dienen uitsluitend voor de Here God ontzag te hebben (Deuteronomium 13:4; Spreuken 14:26; Lukas 12:5; Openbaring 15:4). Uiteindelijk zal alles wat leeft voor onze Hemelse Vader buigen (Jesaja 45:23; Romeinen 14:11; Filippenzen 2:10).

    De apostel Johannes schrijft dat we ook de geest van de antichrist, die in mensen werkzaam is, niet hoeven te vrezen:

    “Elke geest die niet belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is niet uit God; maar dat is de geest van de antichrist, waarvan u gehoord hebt dat hij komt, en die nu al in de wereld is. Lieve kinderen, u bent uit God en u hebt hen overwonnen, want Hij Die in u is, is groter dan hij die in de wereld is.” (1Johannes 4:3-4).

  • Het volk en het land Israël gaan een centrale rol spelen

    De Messias werd aan Israël beloofd. Hij is niet ‘los verkrijgbaar’ van Israël.
    Alle messiaanse profetieën staan in een context van het volk en het land Israël.

    De Here Jezus tegen de Joden in Zijn dagen dat de tempel (het Huis) zal worden verwoest en dat Hij niet terug zal komen totdat zij de woorden van welkom uit Psalm 118:26 uitroepen: ‘Baroech haBa beSjeem Adonai’ (vrij vertaald: ‘we verwelkomen U in de naam van de HEERE’):

    “Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt die naar u toe gezonden zijn, hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels, maar u hebt niet gewild!
    Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten. Voorwaar, Ik zeg u dat u Mij niet zult zien, totdat de tijd zal gekomen zijn dat u zult zeggen: Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!” (Lukas 13:34-35).

  • Er zullen zware tijden komen voor het volk van God

    De eindtijd is een periode van duisternis, ellende, rampen en oordelen, maar eveneens de tijd van het uitspruiten van Israël. Bovendien is het een tijdperk waarin Gods volk krachtig Zijn licht zal uitstralen en machtige daden zal doen (Daniël 11:32b). In tijden waarin de aarde bedekt wordt met duisternis, wordt Gods licht des te meer zichtbaar. De profeet Jesaja spreekt daarover de volgende woorden tot Gods volk:

    “Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid van de HEERE gaat over u op. Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkere wolken de volken, maar over u zal de HEERE opgaan en Zijn heerlijkheid zal over u gezien worden.” (Jesaja 60:1-2).

    De Aramese Targoem, die rond het begin van onze jaartelling is ontstaan, vertaalt en verklaart Amos 4:13 op bijzondere wijze:

    “Want, zie Hij Die de bergen vormde, Die de wind schiep, openbaart Zichzelf
    om aan de mens bekend te maken wat zijn werken zijn;
    om licht te bereiden voor de rechtvaardigen,
    zoals het ochtendgloren schijnt en steeds helderder wordt,
    en om duisternis te brengen over de goddelozen;
    om de goddelozen op de aarde te verdelgen;
    Here God der Heerscharen is Zijn naam.”


Belofte in het boek Joël

Na de uitstorting van de Heilige Geest, in het tweede hoofdstuk van het boek Handelingen, houdt de apostel Petrus een toespraak. Daarin herinnert hij aan beloften in het boek Joël.

Handelingen 2:16 Maar dit is wat is gesproken door de profeet Joël:
17 En het zal zijn in het laatst der dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, uw jongemannen zullen visioenen zien en uw ouderen zullen dromen dromen.
18 En ook op Mijn dienaren en op Mijn dienaressen zal Ik in die dagen van Mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.
19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed, vuur en rookwalm. 20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en ontzagwekkende dag des Heeren komt.
21 En het zal zo zijn dat ieder die de Naam van de Heere zal aanroepen, zalig zal worden.

In het boek Joël worden dingen beschreven die al in het verleden hebben plaatsgevonden. Maar volgens de Joodse geleerden van de Talmoed en latere rabbijnen bevat het boek ook profetieën over de eindtijd, zoals in het tweede hoofdstuk. Ook de apostel Petrus beschouwt Joël twee als een profetie over het eind der tijden. Die periode wordt door de rabbijnen ‘achariet hajamiem’ genoemd2, wat meestal wordt vertaald met: ‘het laatst der dagen’ of ‘de eindtijd’.
De profeet Joël profeteert in hoofdstuk twee over een tijd waarin een machtige uitstorting van de Heilige Geest zal plaatsvinden. Zijn profetie is voor een deel vervuld in de dagen van de apostelen. De Joodse geleerden geloven echter dat deze profetie pas zijn volledige vervulling zal krijgen in de periode van de laatste dagen, waarin ook de Messias Zich zal openbaren (Bemidbar Rabba 15:25). In die periode zal de wens van Mozes, dat heel het volk des HEEREN de Geest van profetie zou ontvangen, in vervulling gaan (Numeri 11:29).

De apostel Petrus gebruikt in zijn toespraak twee belangrijke begrippen: ‘het laatst der dagen’ en ‘de dag des Heeren/HEEREN’. Beide uitdrukkingen worden ook in Joël 2 genoemd1.
‘De dag des Heeren’, is een onderdeel van ‘het laatst der dagen’. Het is een periode van oordelen, gevolgd door de dag van de komst van de Messias Jezus2. In volgende artikelen komen we hierop terug.


De eindtijd in de Tora

De eerste keer dat de eindtijd expliciet in de Bijbel wordt genoemd is in Genesis 49. In dat hoofdstuk vinden we de laatste woorden van de aartsvader Jakob.

Daarop riep Jakob zijn zonen en zei: Verzamel jullie, dan maak ik jullie bekend wat jullie in later tijd overkomen zal (Genesis 49:1).

In het Hebreeuws staat letterlijk: ‘wat jullie in het laatst der dagen overkomen zal’. Jakob spreekt in dit hoofdstuk niet alleen woorden van zegen, maar ook woorden van profetie over de verre toekomst.

Zo zegent hij Juda met de woorden:

De scepter zal van Juda niet wijken en evenmin de heersersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Hem zullen de volken gehoorzamen (Genesis 49:10).

Silo betekent Rustbrenger en Bezitter (letterlijk: degene die het toebehoort). Volgens de Rabbijnse geschriften en de Aramese vertaling, de Targoem van Onkelos, wordt met Silo de Messias bedoeld, die een nazaat van Juda zal zijn3.
De Targoem van Onkelos vertaalt het vers als volgt:

Degene die heerschappij uitoefent, zal niet wijken uit het huis van Juda, noch voor eeuwig de Schriftgeleerde van zijn kindskinderen, totdat de Messias zal komen, die het koningschap toebehoort; hem zullen de volkeren gehoorzamen.

Bij de Dode Zeerollen is in grot 4 een commentaar op Genesis gevonden, waarin dit vers ook messiaans wordt geduid: “… totdat de Messias van gerechtigheid, de Spruit van David, komt’’ (4Q252 5.3-4).

De rabbijnen ontdekten dat het Hebreeuwse Bijbelvers bovendien een verborgen heenwijzing naar de Messias bevat. De getalswaarde (gematria) van het Hebreeuwse ‘de komende Silo’ (Jawo Sjiloh יָבֹא שִׁילֹה) is gelijk aan de getalswaarde van het Hebreeuwse woord Messias (Masjiach מָשִׁיחַ)4.


Achariet hajamiem

Het laatst der dagen wordt in het Hebreeuws achariet hajamiem (אַחֲרִית הַיָּמִים) genoemd. Deze benaming vinden we 13 maal in de Hebreeuwse Bijbel. Daarnaast wordt regelmatig over achariet hajamiem gesproken in historische Joodse geschriften, waaronder de Dode Zeerollen, de Targoems, de Talmoed en de Midrasj.
In de Tora (de Pentateuch) vinden we de uitdrukking 4 maal (Genesis 49:1; Numeri 24:14; Deuteronomium 4:30, 31:29).

Achariet hajamiem beslaat een lange periode in de geschiedenis die, volgens de schrijvers van het Nieuwe Testament, al was aangevangen (Handelingen 2:17; Hebreeën 1:1; 1Korinthiërs 10:11).
Het laatste deel van deze periode wordt ook wel keets hajamiem genoemd (קֵּץ הַיָּמִים keets = einde, eindpunt, grens) of eet keets (עֵת קֵץ) dat het einde der tijden of de uiterste eindtijd betekent, zoals in Daniël 12:9. We komen hier later nog op terug.


De ster uit Jakob

De tweede keer dat de Hebreeuwse Bijbel expliciet over achariet hajamiem spreekt is in de geschiedenis van Bileam in het boek Numeri.

Nu dan, zie, ik ga terug naar mijn volk. Kom, ik zal u raad geven, en zeggen wat dit volk in later tijd {letterlijk: in het laatst der dagen} uw volk zal aandoen (Numeri 24:14).

In een van de navolgende verzen lezen we:

Ik zal hem zien, maar niet nu;
ik zal hem aanschouwen, maar niet van nabij.
Er zal een ster uit Jakob voortkomen,
er zal een scepter uit Israël opkomen;
hij zal de flanken van Moab verbrijzelen
en alle zonen van Seth vernietigen (Numeri 24:17).

We komen hier de Koninklijke scepter, het symbool van de heerschappij van de Messias, die al in Genesis 49 werd genoemd, opnieuw tegen.
De Aramese Targoem Onkelos vertaalt dit als volgt:

Ik zie hem, maar nu niet;
Ik aanschouw hem, maar niet nabij.
Wanneer uit Jakob een Koning zal opstaan,
En de Messias worden gezalfd uit Israël,
Hij zal de vorsten van Moab doden,
en regeren over alle mensenkinderen (Targoem Onkelos Numeri 24:17).

De profeet Micha profeteert dat deze Messiaanse Heerser uit Bethlehem zal komen;

En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher van eeuwige dagen af (Micha 5:1-2).


De eindtijd in Deuteronomium

Deuteronomium 31 spreekt over het kwaad dat Israël in de eindtijd zal overkomen

Mozes spreekt in zijn laatste woorden over de val van Israël:

“Roep alle oudsten van uw stammen en uw beambten bij mij samen. Ik zal deze woorden ten aanhoren van hen spreken en de hemel en de aarde tot getuige tegen hen nemen.Want ik weet dat u na mijn dood zeker op verderfelijke wijze zult handelen, en van de weg die ik u geboden heb, zult afwijken. Dan zal dit kwaad u in later tijd {letterlijk: in het laatst der dagen} overkomen, wanneer u doet wat slecht is in de ogen van de HEERE om Hem door het werk van uw handen tot toorn te verwekken.” (Deuteronomium 31:28-29).

De Tora spreekt ook over de bekering van Israël in de toekomst

Deuteronomium 4:27 De HEERE zal u dan overal verspreiden onder de volken. U zult met slechts weinig mensen overblijven onder de heidenen naar wie de HEERE u voeren zal 28 Daar zult u goden dienen die het maaksel van mensenhanden zijn, hout en steen, en die niet zien, niet horen, niet eten en niet ruiken kunnen.

29 Dan zult u daar de HEERE, uw God, zoeken en u zult Hem vinden, als u Hem met heel uw hart en met heel uw ziel zoekt.  30 Wanneer u in benauwdheid zult zijn en al deze dingen u getroffen hebben, in later tijd, {letterlijk: in het laatst der dagen} dan zult u terugkeren naar de HEERE, uw God, en Zijn stem gehoorzamen.

31 Want de HEERE, uw God, is een barmhartig God; Hij zal u niet loslaten, en u niet te gronde richten; Hij zal het verbond met uw vaderen, dat Hij onder ede met hen gesloten heeft, niet vergeten.

We zien al in de Tora dat Israël zich uiteindelijk zal bekeren, niet omdat Israël zo volmaakt is, maar omdat de Here God trouw is aan Zijn belofte aan Abraham en omdat Hij barmhartig is. In Micha 7:18 staat dat Hij in goedertierenheid vreugde vindt.

Deze onvervulde profetie zal worden vervuld in het laatst der dagen.

Micha 7:18 Wie is een God als U, Die de ongerechtigheid vergeeft,
Die voorbijgaat aan de overtreding – van het overblijfsel van Zijn eigendom?
Hij zal niet voor eeuwig vasthouden aan Zijn toorn,
want Hij vindt vreugde in goedertierenheid.
19 Hij zal Zich weer over ons ontfermen,
Hij zal onze ongerechtigheden vertrappen,
ja, U zult al hun zonden werpen in de diepten van de zee.
20 U zult Jakob de trouw bewijzen en Abraham de goedertierenheid,
die U aan onze vaderen gezworen hebt vanaf de dagen van weleer.

In de volgende delen van deze serie komen we hierop terug.

Het laatst der dagen – Deel 2

Voetnoten

  • Zie Joël 2:28-32. De hoofdstukindeling is in sommige Bijbelvertalingen afwijkend.
  • De apostel Paulus citeert Joël 2:32 ook. Het ‘aanroepen van de naam van de Heere’ wordt door Paulus toegepast op de Here Jezus (Romeinen 10:9-13).
  • Talm. Sanhedrin 5a, 98b; Midrasj Tanchoema, Wajechi 10:13; Midrasj Misjlé 19:3.
  • Beide hebben als gematria 358: Jawo Sjiloh = 10+2+1+300+10+30+5 = 358; Masjiach = 40+300+10+8 = 358.

Woordenlijst

  • Adonai / Adonaaj

    (אדוני)

    ‘Mijn Heer’. Door Joden vaak gebruikt  i.p.v. Gods Naam J-H-W-H.

  • Targum / Targoem

    (תרגום)

    De Targoem is een Aramese parafrase van Tenach. Dat is een verklarende vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. De Targoem laat ons zien hoe de Bijbel werd verstaan ten tijde van de tweede tempel.

    De Targoem van Genesis vertelt bijvoorbeeld dat Izaäk 37 jaar oud was toen Abraham de opdracht kreeg om hem te offeren. Op gelijke wijze was Jezus ook boven de 30 jaar oud toen Hij stierf als offer voor onze zonde.

    Ook werp de targoem licht op bepaalde teksten in het Nieuwe Testament. Zo vinden we in 2 Timotheüs 3:8 de namen van Jannes en Jambres. De targoem (van Jonathan) bij Exodus 7 vertelt ons dat dit twee tovenaars van Farao waren.

    Veel van de begrippen die wij in het Nieuwe Testament tegenkomen, zoals ‘het evangelie’ en ‘het koninkrijk van God’ zijn afkomstig uit de Targoem van Jesaja.

    De Targoem is in veel Joodse Bijbeluitgaven opgenomen, zoals in de Nederlandse vertaling van de Pentateuch door A.S. Onderwijzer.
    In sommige synagogen is het de gewoonte om na de voorlezing van de Tora de Targoem (van Onkelos) voor te lezen.... [Lees meer]

  • Tora / Torah / Thora

    (תורה)

    Aanduiding voor de 5 boeken (of de wet) van Mozes.

    Letterlijk: instructie. Tora is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord ‘jarah’ dat o.a. betekent: een doel raken, onderwijzen, maar ook regenen (Hosea 6:3). Het is een antoniem (tegenstelling) van het Hebreeuwse werkwoord ‘doel missen’ oftewel ‘zondigen’.
    Het woord Tora heeft een aantal verschillende betekenissen:

    1. Instructie, onderwijzing (spreuken 3:1).
    2. Een aanduiding voor de 5 boeken van Mozes, de Pentateuch. (Meestal vertaald met ‘Wet’ of ‘de Wet van Mozes’, zoals in Mattheüs 11:13: “al de Profeten en de Wet (= de Pentateuch) hebben geprofeteerd tot Johannes toe”.
    3. Soms een aanduiding voor het boek Deuteronomium (het boek der wet).
    4. Een boekrol met de 5 boeken van Mozes (sefer Tora).
    5. Het hele Eerste/Oude Testament (door Joden Tenach genoemd).
    6. De wet van Christus (1 Cor. 9:21, Gal. 6:2, Joh. 13:34,35)

    Naast de geschreven Tora kennen Joden de mondelinge Tora. Dat zijn de lessen en instructies die van vader op zoon zijn doorgegeven en die na de verwoesting van de tempel op schrift zijn gesteld in o.a. de Misjna.