Het geestelijke en stoffelijke gaan samen

Bijbelse Geografie – Deel 3

(Deel 1, Deel 2)

De betekenis van plaatsnamen voor de boodschap

Jezus die ‘het Brood des Levens’ is (Joh. 6:35-51) wordt geboren in het ‘Broodhuis’ (Bethlehem  לָחֶם בֵּית). Jezus groeit op als Nétser (נֵצֶר = loot, scheut) in Natsrat (נָצְרַת) dat is Nazareth (Jes. 11:1, Mat. 2:23). Daarna gaat Hij wonen in Kefar Nachoem (כְּפַר נַחוּם = Kapernaüm), dat ‘Dorp der vertroosting’ betekent, waar Hij Zijn eigenlijke bediening van vertroosting en heling uitoefent.
In de Profeten wordt Jezus ‘Vredevorst’ genoemd (Jes. 9:6). Zijn dood brengt ons vrede (Jes. 53:5). Dat gebeurt in de stad van vrede. Jeruzalem betekent ‘onderwijzing van de dubbele vrede.’ Het is dus niet toevallig dat Jezus in Jeruzalem sterft en uit de dood opstaat. Bovendien is het aardse Jeruzalem een voorloper van het Nieuwe Jeruzalem (Opb. 3:12) waar vrede zal heersen. Daar zal God alle tranen afwissen en er zal geen dood, rouw, jammerklacht of moeite meer zijn (Opb. 21:4).

Door het toevoegen van additionele informatie, waaronder een geografische beschrijving, trachten de Bijbelschrijvers dikwijls een extra boodschap aan de lezers mee te geven. Deze wordt helaas veelal niet herkend door mensen die in de westerse cultuur zijn opgegroeid, of door onbekendheid met de betekenis van een woord.

Beth-Awen

In de profetie van Hosea over de afgoderij in het gebied van Bethel wordt over de plaats Awen gesproken:
Weggevaagd zullen worden de hoogten van Awen, de zonde van Israël; doornen en distels zullen opschieten tot boven hun altaren … (Hos. 10:8).
De hoogten van Awen liggen bij Bethel en Beth-Awen (Joz. 7:2, Hos. 10:15). De Israëlieten pleegden daar afgoderij met zilveren en gouden afgodsbeelden (Hos. 8:4). Het Hebreeuwse woord ‘awen’ (אָוֶן) betekent ongerechtigheid, slechtheid en verdriet. Omdat het bovenstaande Bijbelvers over de zonden van Israël gaat wordt niet van de ‘hoogten van Bethel (Huis Gods)’ gesproken, maar van ‘de hoogten van Ongerechtigheid (Awen)’.

We vinden tal van voorbeelden in de Bijbel waarbij steden met een andere naam worden genoemd die afhankelijk is van de context. Zo wordt het zondige Jeruzalem in Jesaja ‘Vuurhaard’ genoemd en Egypte wordt ‘Rahab’  genoemd (Jes. 29:1,2,7; 30:7,33).
In Jeremia 3:17 wordt het herstelde Jeruzalem ‘Kisé JHWH’ (כִּסֵּא יְהוָה = Troon des HEEREN) genoemd, in Jeremia 33:16 ‘JHWH Tsidkénoe’ (יְהוָה צִדְקֵנוּ = De HEERE Onze Gerechtigheid) en in Zacharia 8:3 ‘Ier ha-Emèt’ (עִיר־הָאֱמֶת = Stad der Waarheid).

Een stem verkondigt uit Dan

Wanneer Jeremia over het oordeel profeteert, dan wordt daarbij de stad Dan genoemd:
Want een stem verkondigt het uit Dan en doet onheil horen uit het bergland van Efraïm. (Jer. 4:15)
Vanuit Dan wordt het gesnuif van zijn paarden gehoord, heel het land beeft van het geluid van het gehinnik van zijn hengsten. Zij komen en verslinden het land en al wat het bevat, de stad en wie erin wonen (Jer. 8:16).
Dan is de naam van een van de 12 stammen, maar ook de naam van de noordelijkste stad van Israël. Vanuit dat gebied vielen de Babyloniërs het land binnen.
Er is nog een reden waarom Dan vaak uitdrukkelijk in oordeelsprofetieën wordt genoemd. Het Hebreeuwse woord Dan (דָּן) betekent rechter. Op deze wijze wordt aan de geografische kenmerken de extra profetische dimensie toegevoegd dat God het volk zal gaan richten.

Gethsémané

Christus (Hebreeuws: Messias) betekent ‘Gezalfde’ (iemand die met olie of de Heilige Geest is gezalfd). Jesaja profeteert dat Jezus door God zal worden gezalfd met de Heilige Geest en dat Hij verlossing en genezing zou brengen (Jes. 61:1 vgl. Lukas 4:18-21, 7:22; Hd. 4:27).

De plaats waar Jezus gevangen werd genomen heet Gethsémané1, dat betekent ‘oliepers.’ In een oliepers worden de olijven tijdens het proces verbrijzeld. (Zie afbeelding.) Zo ‘werd onze Messias verbrijzeld om onze ongerechtigheden (Jesaja 53:5)
Getsémané ligt aan de voet van de ‘Olijfberg’ waar de olie voor de tempel vandaan kwam. In de Bijbel is olie een symbool van de zalving met de Heilige Geest en van genezing.
Het is dus niet vreemd dat in de Evangeliën expliciet wordt vermeld dat Gods Gezalfde in Gethsémané gevangen werd genomen (Mat. 26:36-56, Markus 14:32). Door het sterven en de opstanding van Jezus is Gods zalving voor zowel Israël als de heidenvolken beschikbaar gekomen. Alle volken zullen Zijn heil zien (Lukas 2:30-32, 3:62; Titus 2:11).

Afdalen en opstijgen

De Hebreeuwse werkwoorden ‘afdalen’ en ‘opstijgen’ zijn in de Bijbel vaak letterlijk bedoeld, omdat het land Israël erg bergachtig is. Wanneer mensen naar de tempel gaan, dan spreekt de Bijbel van ‘opgaan’ (alá עָלָה) naar Gods Huis (Jesaja 38:22). In het Nieuwe Testament wordt (in het Grieks) ook gesproken van het opgaan naar Jeruzalem3 (Mark. 10:33, Hd. 11:2; Gal. 2:1).
Wat Jeruzalem betreft gaan het geestelijke en het stoffelijke vrijwel altijd samen, omdat de stad rond 750 m boven zeeniveau ligt en bijna 1000 m boven het meer van Galilea. Je gaat daarom meestal zowel fysiek als geestelijk opwaarts.

Omdat Jeruzalem en de tempel werden beschouwd als de plaats van Gods troon en van Zijn voetbank (Ezech. 43:7, 1Kron. 28:2, Ps. 132:13 en 14, Joël 3:17) betekent ‘opgaan naar Jeruzalem’ (of naar de tempel) ook het naderen tot Gods aanwezigheid. In de Messiaanse tijd zullen alle volken ‘opgaan’ naar Gods huis (Jes. 2:3).

Emigreren naar Israël wordt in het Hebreeuws alieja (עֲלִיָּה = opgang) genoemd5 en het emigreren vanuit Israël heet jerida (יְרִידָה = neergang).

Het ging bergafwaarts met Jona

‘Afdalen’ en ‘opstijgen’ worden soms overdrachtelijk gebruikt, in de betekenis van ‘weggaan  van God’ of ‘tot God komen’.
In het boek Jona wordt (in het Hebreeuws4) een aantal maal gebruik gemaakt van het werkwoord ‘afdalen’ (jarad יָרַד). Jona trachtte om naar Tarsis te vluchten. Daarbij daalde hij af naar Jafo en daalde daar in het schip (Jona 1:3), tijdens de storm daalt hij af in het ruim (1:5) en overboord gegooid daalt hij af naar de diepste gronden van de bergen (2:6). Het ging letterlijk en geestelijk bergafwaarts met hem.
Wanneer Jona de Here God in hoofdstuk 2 prijst voor zijn redding, dan zegt hij: ‘ uit het verderf trok U mijn leven omhoog, HEERE, mijn God!’ Hier wordt het Hebreeuwse werkwoord ‘opgaan’  (alá עָלָה) gebruikt en later vinden we dit werkwoord nog een paar maal. Op deze wijze gaan (in het Hebreeuws) het stoffelijke en het geestelijke in dit Bijbelboek samen.

Laodicea

In de brief aan Laodicéa roept Jezus de gemeente op om ogenzalf van Hem te kopen als middel tegen hun blindheid (Opb. 3:17-18). Uit de context blijkt dat dit een metafoor is voor het verkrijgen van geestelijk inzicht. Deze beeldspraak is gebaseerd op een bekende Romeinse praktijk. De stad Laodicéa stond namelijk bekend om de ogenzalf die er werd gemaakt.

De verborgen boodschap in de wonderbare spijziging

In Jezus’ dagen behoorde het (noord-)westelijke deel van de zee van Galilea tot het gebied van de Joden, maar aan de oostelijke oever lag de Dekapolis, dat beschouwd werd als het land van de heidenen.
Het is opvallend dat de eerste wonderbare spijziging, waarbij Jezus vijf broden en twee vissen vermenigvuldigd, aan de noord-westkant plaatsvindt (Markus 6:30–44), het gebied dat symbool staat voor het volk Israël. De tweede wonderbare spijziging vindt echter plaats aan de oostkant. Nadat Jezus eerst door het heidense gebied van de havensteden Tyrus en Sidon is gereisd, waar Hij een Kanaïtische vrouw heeft genezen (Mat. 15:21-28), reist Hij ‘midden door het gebied van de Dekapolis’ naar de Zee van Galilea (Markus 7:31). Daardoor bevond Jezus zich nu aan de (zuid)oostkant, de kant van de heidenen6. Hier doet Jezus verschillende wonderen (Mat. 15:31).

Dit gebied, is in tegenstelling tot de noordwestkant, niet geschikt voor onderwijs aan het water of vanaf een boot (vgl. Mat. 13:2; Lukas 5:3), omdat de berghellingen erg steil zijn en het water in het voorjaar erg hoog kan staan (zie afbeelding). Daarom dat Jezus de berg opgaat en daar gaat zitten (Mat. 15:29). Het ‘gaan zitten’ bij een groep mensen, betekende dat de rabbijn of leraar onderricht ging geven (Mat. 5:2; Lukas 4:20; Joh. 8:2).

Doordat de eerste wonderbare spijziging in het gebied van de Joden plaatsvindt en de tweede in het gebied van de heidenvolken, wordt een boodschap gecommuniceerd. De boodschap is dat Jezus allereerst voor de Joden is gekomen (de verloren schapen van het huis Israëls – Mat. 10:6, 15:24), maar is Hij ook de Verlosser voor de heidenvolken!
Deze boodschap zit ook verborgen in de 12 en 70 discipelen. Jezus zond eerst de 12 discipelen uit (Lukas 9:1-6). Daarna zond Hij er 70 uit (Lukas 10:1-9). Twaalf staat in de Bijbel veelal symbool voor (de stammen van) Israël, terwijl zeventig het getal van de volken is (op grond van de 70 volken die in Genesis 10 worden opgesomd).

Deze boodschap dat de Messias eerst voor Israël, maar ook voor de volken zou komen, vinden we al in de profeten;

‘Ík, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, Ik zal U bij Uw hand grijpen, Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen tot een verbond voor het volk (Israël), tot een licht voor de heidenvolken’ (Jesaja 42:6).
‘Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde (Jesaja 49:6. Vgl. Mat. 4:13; Jesaja 51:4; 60:1-4).

De apostel Paulus vat deze boodschap in zijn brief aan de Romeinen kernachtig samen:

‘Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek’ (Rom. 1:16, vgl. 2:10).’

Deel 1, Deel 2


Voetnoten

  • De naam Gethsémané is een weergave van het Griekse woord ΓεΘσημανἰ [Gethsemani]. Het is afkomstig van het Aramese ‘Gat Sjemané’ [גַּת־שְׁמָנֵי] dat olijfpers betekent. (De Hebreeuwse weergave is Gat Sjemaniem
    [גַּת שְׁמָנִים]). In het modern Hebreeuws wordt een olijfpers ‘bét bàd’ [בֵּית בַּד] genoemd.
  • In het Grieks wordt in deze teksten het woord ‘soterion’ (σωτήριον) gebruikt, dat vaak met heil of zaligheid wordt vertaald. Het woord heeft betrekking op Gods verlossing, maar ook Zijn helende en bevrijdende kracht.
  • De Staten Vertaling geeft dit goed weer.
  • Helaas gaat dit in de meeste Bijbelvertalingen verloren.
  • Een nieuwe immigrant wordt olé chadásj (עוֹלֶה חָדָשׁ) genoemd.
  • Dit blijkt ook uit het feit dat Jezus na de tweede wonderbare spijziging het meer oversteekt naar het gebied van Dalmanutha, waar ook Magdala ligt (Mat. 15:39; Markus 8:10). Dit is aan de noordwestkant van het de Zee van Galilea.
    Dat de tweede wonderbare spijziging in het gebied van de heidenen plaatsvond wordt bevestigd door de woorden: ‘en zij verheerlijkten de God van Israël’ (Mat. 15:31).