De betekenis van Bijbelse geografie

Bijbelse Geografie – Deel 2

Naar Deel 1.

De Bijbel beschrijft Gods boodschap op verschillende wijzen; door verslagen van historische gebeurtenissen en door biografische informatie over de levens van bepaalde Bijbelse figuren.
De historiciteit van deze gebeurtenissen kan veelal gestaafd worden aan geschiedkundige bronnen. Tevens kan er gebruik worden gemaakt van archeologisch-, cultureel- en taalkundig onderzoek.

Een andere manier om Bijbelverhalen op hun authenticiteit te beoordelen, is door geografische beschrijvingen te toetsen aan de werkelijke situatie in het beschreven gebied. Iemand die nooit in dat gebied is geweest kent niet de exacte ligging van plaatsen, bergen en rivieren, of de namen van dorpen, laat staan de volgorde waarin je ze bij het reizen tegenkomt.

Bijbelschrijvers waren bekend met de gebieden waarover ze schreven

We kunnen aan de geografische details zien dat de auteurs de gebieden waarover ze schreven goed kenden. Soms geven ze specifieke geografische details. Zo lezen we in het boek Jozua dat de stad Ai bij Beth-Aven ligt, ten oosten van Betel (Jozua 7:2). In Richteren 21:19 staat dat Silo ten noorden ligt van Betel (het Huis Gods), ten oosten van de weg van Betel naar Sichem en ten zuiden van Lebona. In Zacharia lezen we dat de Olijfberg ten oosten van Jeruzalem ligt (Zach. 14:4).

Johannes beschrijft dat je naar Kapernaüm (Kafarnaüm)1 kunt varen omdat het aan de Zee van Galilea ligt (Joh. 6:1, 16-17, 22-24). Mattheüs vertelt dat Jezus daar ging wonen en voegt toe dat Kapernaüm in het gebied van Zebulon en Naftali ligt (Mat. 4:13).

Soms gebruiken de Bijbelschrijvers plaatsnamen die alleen bij de lokale bevolking bekend waren, waaronder Nazareth, Bethfage en Enon bij Salim. Deze plaatsen waren zo onbeduidend dat ze niet eens in andere geschriften uit die tijd worden genoemd2. Nazareth stelde in de dagen van Jezus blijkbaar zo weinig voor dat er een gezegde was: ‘Kan uit Nazareth iets goeds komen?’ (Joh. 1:46).

TIP Zoek zoveel mogelijk de betekenis van plaatsnamen en persoonsnamen op. In een aantal gevallen zullen Bijbelgedeelten hierdoor extra diepte krijgen. Veel van deze informatie is ook op goede webpagina’s te vinden, zoals Christpedia.

Kennis van de natuur

De schrijvers van de Bijbel zijn vertrouwd met de planten en dieren die in het land voorkomen. Lukas noemt de moerbeivijgenboom of wilde vijgenboom (sukomoraia συκομωραία)3. Deze boom heeft veel weg van een vijgenboom, terwijl de bladeren op die van een moerbeiboom lijken (zie afbeelding).
De bomen, die wel 45 meter hoog kunnen worden, werden vroeger voor het hout en de eetbare vruchten aangeplant.
Slechts eenmaal wordt deze boomsoort in het Nieuwe Testament genoemd. De gebeurtenis speelde zich af in Jericho, waar Zacheüs zich verbergt in een moerbeivijgenboom (Lukas 19:4)4.
Deze bomen komen uitsluitend voor in het gebied van Israël, Libanon, een deel van Egypte en verder nog in midden en zuidelijk Afrika, maar niet in Noord-Afrika, Griekenland, Turkije of andere delen van Azië en Europa. (Zie voor het verspreidingsgebied de groene gedeelten in de afbeelding.)
Alleen iemand die de omgeving van Jericho terdege kent, kan met een dergelijk specifiek detail komen. De moerbeivijgenboom komt nog steeds in Israël voor, maar is een beschermde soort.

De sjafan
Bijbelschrijvers zijn ook met diersoorten vertrouwd die in hun gebied voorkomen. Zo wordt de sjafan (שָׁפָן) op verschillende Schriftplaatsen genoemd (Lev. 11:5; Dt. 14:7; Ps. 104:18).

De Bijbelvertalers van de Staten Bijbel wisten geen raad met de sjafan, omdat het dier niet in West-Europa voorkomt. Ze kozen daarom voor de vertaling konijn:

De hoge bergen zijn voor de steenbokken; de steenrotsen zijn een vertrek voor de konijnen (Ps. 104:18 – Staten Vertaling).
De konijnen zijn een machteloos volk; nochtans stellen zij hun huis in den rotssteen (Spr. 30:26 –  Staten Vertaling).

Konijnen leven echter niet in rotsen, zoals in bovenstaande verzen wordt beschreven. Bovendien komen konijnen niet in het wild voor in Israël en de omliggende landen, ook niet in het verleden5. Inmiddels weten we dat met de sjafan de rots-klipdas wordt bedoeld (zie afbeelding). Deze komt veelvuldig in Israël voor, vooral in rotsen rond het meer van Galilea, in het Jordaandal en langs de Dode Zee .
Bij En Gedi dat aan de Dode Zee ligt, kun je de steenbok en de klipdas samen zien, precies zoals in de Psalm hierboven wordt beschreven. Volgens een toevoeging in de Septuaginta zou deze Psalm door David zijn geschreven. Hij heeft zich tussen de steile ‘Steenbokrotsen’ van En Gedi verborgen voor Saul (1 Samuel 24:1-2).
Doordat klipdassen zich bij gevaar snel verbergen, wordt in het modern Hebreeuws een lafaard of bangerik soms een sjafan genoemd.

Sjafan (soms gespeld als Safan) wordt in de Bijbel ook als persoonsnaam gebruikt, iets wat niet ongebruikelijk is (2Kon. 22:3, Jer. 29:3; Ezech. 8:11)6.

Mogelijk is de naam Spanje afgeleid van sjefaniem (שְׁפַנִּים), dat Hebreeuws (en Fenicisch) is voor klipdassen.7

 

Het evangelie van Barnabas

Mensen die Israël niet kennen zijn niet vertrouwd met de geografie van het land. Dat is goed zichtbaar in het zogenaamde ‘Evangelie van Barnabas’. Dit is een pseudepigrafisch8 geschrift waarin het leven van Jezus wordt beschreven door de ogen van een zekere Barnabas. In de proloog van het boek noemt deze Barnabas zichzelf een ‘apostel van Jezus Christus, een nieuwe Profeet die door God naar de wereld is gezonden.’

Het werk is mogelijk pas rond de 16e eeuw ontstaan9 en is een mooi voorbeeld van het belang om kennis van de Bijbelse geografie te bezitten. Zo wordt in hoofdstuk 20:1-2 van dit ‘evangelie’ beschreven dat Jezus met de boot naar Nazareth voer. Daar ging Hij met de discipelen aan wal, waarna ‘de zeelieden zich door de stad verspreidden en alles verhaalden wat Jezus had gedaan.’ Iedereen die Israël heeft bezocht weet dat je onmogelijk in Nazareth ‘aan wal kunt gaan’. Nazareth ligt in het geheel niet aan het meer van Galilea, maar in bergachtig gebied 500 m boven het meer en ongeveer 30 km naar het zuidwesten.

Volgens hoofdstuk 99 zou de stad Tyrus in de buurt van de Jordaan liggen, terwijl de stad in werkelijkheid aan de Middellandse Zee ligt, meer dan 50 km naar het noordwesten.
In hoofdstuk 63 staat dat Ninevé in de buurt van de Middellandse Zee ligt, terwijl het bij Mosoel ligt in het huidige Irak, rond 650 km naar het noordoosten; ongeveer de afstand van Amsterdam naar Berlijn!

Zo zijn er verscheidene onjuistheden in dit boek te vinden, die duidelijk maken dat de schrijver nooit in Israël is geweest, laat staan dat hij een discipel van Jezus is geweest. Het gebrek aan geografische kennis van de schrijver is een van vele bewijsgronden waarmee we kunnen aantonen dat we hier niet met een historisch verslag van het leven van Jezus hebben te maken, maar met een vervalsing10.

Naar Deel 1, Deel 3.

 


1 Kapernaüm ‘Kefar Nachoem’ (כְּפַר נַחוּם) is Hebreeuws voor ‘Dorp der vertroosting.’ Het is de plaats waar Jezus als Trooster (vgl. Joh. 14:16) ging wonen (Mat. 6:13).

2 Bethfage (Βηθφαγῆ/בֵּית פָּאגֵי) komen we verschillende keren tegen in de Misjna en Talmoed, die eeuwen later op schrift zijn gesteld (Misjna Menachot 11:2; Pesachiem 91a:5; Menachot 96a:2; Sota 45a:9; Sanh. 14b:7; etc.).
Nazareth wordt in elk van de Evangeliën genoemd: (Mat. 2:23, Mark. 1:24, Luk. 18:37 en Joh. 19:19). Het wordt zelfs op het opschrift van het kruis vermeld (Joh. 19:19). In Handelingen 10:38 wordt gesproken van ‘Jezus van Nazareth’ en Hij wordt in de evangeliën en Handelingen ‘de Nazarener’ genoemd (Mat. 2:23). Jezus openbaart zich aan Paulus als ‘Jezus de Nazarener’ (Hd. 22:8).
Zo’n 30 jaar na Jezus’ de dood en opstanding stonden christenen nog steeds bekend als de ‘de sekte van de Nazarenen’ (Hd. 24:5). In de Talmoed wordt eveneens gesproken van Jezus ‘van Nazareth’, in het Hebreeuws: haNotsri/הַנּוֹצְרִי (Avoda Zara 17a:1; Gittin 57a:3; Sanhedrin 107b:8, etc.) en christenen worden zowel in de Talmoed, als in het moderne Hebreeuws van de Staat Israël, nog altijd ‘Nazarenen’ (נוֹצְרִים notsriem) genoemd (Taäniet 27b:8; Avoda Zara 6a:8, etc.).
(In Jeremia 31:6 wordden ‘wachters’ Notsriem genoemd.)

3 Niet te verwarren met de moerbeiboom, de sukaminos (συκάμινος).

4 De Willibrord Vertaling en de Naardense Bijbelvertaling vertalen met moerbeivijgenboom. Omdat de boomsoort niet in West-Europa voorkomt, hebben de meeste vertalers gekozen voor wilde vijgenboom zoals in de Staten Vertaling en de NBG-vertaling.
Zie ook https://statenvertaling.nl/geschiedenis/sv-handschriftenrolandus.html

5 Het konijn komt wel in Zuid-Afrika en Europa voor. http://www.zootorah.com/RationalistJudaism/ResponseToDialogueShafan.pdf

6 Zowel in de Bijbel, als in het hedendaagse Jodendom, worden regelmatig dierennamen als voornaam (of achternaam) gebruikt; Wolf  (Zeëv זְאֵב); Beer (Dov דּוֹב), Vos (Sjoe’al שׁוּעָל), Leeuw (Arie/Ariejé אַרְיֵה), Debora (= Bij, Dewora דְּבֹרָה), Jaël (= berggeit, יָעֵל), Jona (= duif, יוֹנָה), Rachel (jong lam/ooi, רָחֵל), etc.

7  Fenicië, vroeger meer bekend als Phoenicië, is lag aan de oostelijke kust van de Middellandse Zee, in het grondgebied van het huidige Libanon en Syrië.
Toen Feniciërs het gebied van het huidige Spanje veroverden, zagen ze overal konijnen. Daarmee waren ze niet bekend. Doordat konijnen uit de verte enigszins op klipdassen leken, die ze uit Fenicië kenden, noemden ze deze dieren in de Fenicische taal sjefaniem (שְׁפַנִּים), dat letterlijk ‘klipdassen’ betekent. (Het Fenicisch is nauw verwant aan het Hebreeuws.) Vanwege deze ‘sjefaniem’ noemden ze het Iberisch Schiereiland ‘Ie-Sjefaniem’ (אִי-שְׁפַנִּים) wat ‘Eiland van de Klipdassen’ betekent. Daarvan zou later het Latijnse Hispania zijn afgeleid, de naam die de Romeinen aan Spanje gaven. Uit Hispania ontstond uiteindelijk de Nederlandse naam Spanje.

8 Een pseudepigraaf is een geschrift dat onder een valse naam of alias is geschreven om daarmee de indruk te wekken dat het door iemand anders is geschreven (vaak een bekende persoon die eerder had geleefd).

9 https://en.wikipedia.org/wiki/Gospel_of_Barnabas

10 Op historisch gebied zit het boek ook vol met onjuistheden. In hoofdstuk 82 staat dat er om de honderd jaar een jubeljaar plaatsvindt, terwijl dit vijftig moet zijn. In hoofdstuk 145 wordt beweerd dat de Farizeeën zijn ontstaan in de tijd dat Kanaänieten in het beloofde land aan de macht waren (dat was voor 1000 v.Chr.), terwijl de Farizeeën, een Joodse religieuze beweging, pas rond de tweede eeuw voor Christus zijn ontstaan.
Jezus werd volgens het Barnabas evangelie geboren in de tijd dat Pilatus prefect van Judea was. Maar hij werd pas 26 n.Chr. de Romeinse prefect van Judea. Dat is rond drie decennia na Jezus’ geboorte.
Op theologisch gebied is er nog meer mis, zo wordt de kruisiging van Jezus ontkend! In hoofdstuk 217 wordt Judas met Jezus verwisseld en uiteindelijk gekruisigd. Daarmee wordt het evangelie van zijn kracht beroofd!

Naar Deel 1, Deel 3.

Woordenlijst

  • Septuagint / Septuaginta / LXX

    Toen het Grieks in het Oost-Romeinse Rijk de voertaal werd, maakten de Joden rond 200 voor Christus een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Deze vertaling, waaraan zeventig rabbijnen zouden hebben gewerkt, kreeg uiteindelijk de Latijnse naam Septuagint. (Het is een afkorting van ‘interpretatio septuaginta interpretum virorum’ – ‘de vertaling van de 70 vertalers’). De Septuagint, soms weergegeven met Romeinse cijfers LXX (=70) wordt in het Nieuwe Testament vaak geciteerd omdat dit ook in het Grieks is geschreven.

    De Septuagint is soms verklarend (een parafrase) en daardoor niet altijd een letterlijke vertaling van het Hebreeuws. Zo staat aan het eind van Jesaja 28:16 “wie gelooft, die zal niet haasten”. De Septuagint geeft dit als volgt weer: “Wie in (op) Hem gelooft, zal niet beschaamd worden”.
    Petrus citeert deze tekst in 1 Petrus 2:6 niet uit het Hebreeuws, maar uit de Joodse Septuagint.

    Wanneer gevangen werden vrijgelaten uit de donkere kerkers, was het alsof hun ogen werden geopend. De LXX voegt dit toe aan Jesaja 61:1. Lukas citeert (in hoofdstuk 4:18) letterlijk de Septuagint. Zo zijn er tal van voorbeelden.

    De Septuagint is de Bijbelvertalers tot hulp geweest bij het vertalen van Hebreeuwse woorden waarvan de betekenis niet helemaal duidelijk of zelfs onbekend was. ... [Lees meer]