De betekenis van heiliging

In de Hebreeënbrief lezen we dat we naar vrede met allen en naar de heiliging moeten jagen, anders is het onmogelijk om God te kunnen zien (Hebreeën 12:14). Het werkwoord jagen betekent letterlijk, hard achter iets aanrennen om het te grijpen of te vangen. Verder betekent het zo hard mogelijk in een race lopen om het einddoel te bereiken. Het werkwoord staat in dit vers in een vorm die aangeeft dat het niet om een eenmalige gebeurtenis gaat, maar dat we het voortdurend moeten doen.
Voor velen is niet duidelijk hoe wij hiernaar kunnen jagen en wat er nu precies met heiliging wordt bedoeld, laat staan wat dit in het dagelijks leven betekent. In deze studie willen we ingaan op de twee hoofdaspecten van heiliging en de praktische invulling hiervan. Die twee aspecten zouden we kunnen samenvatten met: de harten naar God en de handen naar de wereld.

1. DE HARTEN NAAR GOD

Het naderen tot God

Gods Woord maakt ons duidelijk dat we zonder heiliging niet tot Hem kunnen naderen. Het werkwoord heiligen betekent o.a. afzonderen om zich helemaal te wijden aan de dienst van God. Die dienst aan God had in de tempel altijd twee kanten. Ten eerste om er voor Hem te zijn en Hem te aanbidden. Ten tweede om mensen tot Hem te brengen en het doen van voorbede voor alle volken (Jesaja 56:7 en Markus 11:17).

Vormen van heiliging

Het werkwoord ‘heiligen’ en het zelfstandig naamwoord ‘heiligen’ zijn beiden verwant aan het woord ‘heilig’. (Zie de studie hierover.)
Om tot God te komen waren er verschillende vormen van heiliging. Allereerst de zuiver fysieke heiliging. Dit zijn vooral voorschriften die met hygiëne hebben te maken. Zo moest men zich reinigen als men een dode had aangeraakt, diarree had gehad en dergelijke. Israël had uitgebreide voorschriften voor hygiëne. De Israëlieten mochten zich niet verontreinigen door insecten (Leviticus 11:44), daar deze vaak ziekten overbrengen. Ook moesten zij in de woestijn hun behoefte begraven (Deuteronomium 23:13 en 14).

Deze fysieke reiniging kan niet los worden gezien van de tweede vorm van heiliging, de rituele heiliging. De rituele heiliging omvatte vooral de handelingen die men moest verrichten om rein de tempel binnen te kunnen gaan. Naast personen konden ook voorwerpen of ruimten ritueel worden gereinigd en geheiligd.

In het Nieuwe Testament wordt een speciaal Grieks woord voor deze vorm van heiliging gebruikt, hagnismos, dat vooral slaat op de rituele heiliging die nodig was om de tempel binnen te gaan. Zolang de tempel bestond bleef dit zo, zelfs in het Nieuwe Testament. In Handelingen 21:23-26 heiligde Paulus zich eerst voordat hij naar de tempel ging.

Tot slot is er de heiliging als levenswijze. Deze vorm van heiliging is erop gericht dat we steeds meer op God gaan lijken door te leren handelen zoals Hij dat doet.

Het Griekse woord hagiasmos benadrukt het toegewijd zijn aan God en aan elkaar. Hagiasmos benadrukt vooral de relationele kant van de heiliging.

Bij hagiasmos is er sprake van een liefdesband waarbij er niets in de weg staat dat de relatie kan verstoren. Hagiasmos kan groeien door God te dienen en steeds Zijn aanwezigheid te zoeken. Paulus noemt het een vrucht van het dienen van God (Romeinen 6:22).

Het Griekse Nieuwe Testament gebruikt daarnaast het woord hosiotès, dat meer de nadruk legt op de morele kant van de heiliging en de innerlijke verandering van de mens, zodat deze steeds meer op Jezus gaat lijken.

Dingen om te doen en om na te laten

Het is vrij algemeen bekend dat heiliging in de eerste plaats het nalaten van bepaalde dingen inhoudt. Zo schrijft Paulus dat we ons moeten heiligen door ons te onthouden van zaken als hoererij 1 (1 Thessalonicenzen 4:3). Maar er zijn ook dingen die we juist moeten doen. Twee van deze dingen zijn het nemen van een bad en het aantrekken van reine kleding.

De wassing en bekleding

Het gehele concept van de heiliging is afkomstig uit de Tenach (het Eerste Testament). Daar zien wij dat de eerste stap van heiliging een fysieke reiniging inhield die echter niet los stond van de hartsgesteldheid van de tempelganger (Psalmo24:4). Deze reiniging vond plaats door onder-dompeling in water. Dit ging gepaard met speciale gebeden. Het waterbad werd gevolgd door het aantrekken van schone kleding en speciale offers en gebeden.

Heiliging vond dus plaats door het schoonwassen door onderdompeling en het aantrekken van reine kleding met daarbij speciale offers en gebeden.

De heenwijzing naar de doop

In het Hebreeuws wordt het waterbad een wassing of doop genoemd. Toen Israël bij de berg Sinaï kwam moesten zij zich heiligen en hun kleding wassen (Exodus 19:10).

De priesters hadden speciale klederen die zij aan moesten trekken bij het heiligen. De hoge-priester had daarvoor zelfs acht verschillende gewaden.

Paulus ziet in de onderdompeling een heenwijzing naar de waterdoop. In het aandoen van de schone gewaden ziet hij het bekleed worden met Christus, “Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed” (Galaten 3:27).

Het woord voor kleding en gedrag is in veel talen een en hetzelfde woord. Zo komt het Latijnse woord Habijt van Habitus dat met kleding en met gedrag kan worden vertaald. Het linnen kleed van de priester wordt in het Hebreeuws mad genoemd. Hiervan is mida afgeleid dat eigenschap en deugd betekent. De reine klederen zijn daarom voor Joden eveneens een symbool voor deugden en rechtvaardige daden. Vandaar dat rabbi Paulus schrijft: “Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld” (Kolossenzen 3:12).

Aäron en zijn zonen werden door Mozes gedoopt

In Exodus 29:4 staat “Ook zult gij Aäron en zijn zonen doen naderen tot de ingang van de tent der samenkomst en gij zult hen met water wassen.” Het Hebreeuws heeft meer dan één woord voor wassen. Dit Hebreeuwse woord wassen betekent reinigen door onderdompeling.

Daarna behoefden de priesters alleen nog hun handen en voeten te wassen, voordat zij in de tabernakel gingen dienen. De wassing van handen en voeten gebeurde bij het koperen wasvat.

De eenmalige volkomen onderdompeling in water was het beeld dat de priester zich volledig overgaf aan de dienst van God en aan de heiligheid van God. Hij werd daarbij niet door een ander ondergedompeld maar hij dompelde zichzelf onder. Toch kon je weldegelijk door iemand anders gedoopt worden.

De Hebreeuwse uitdrukking ‘dopen door’ betekent letterlijk gedoopt worden ‘onder toezicht van’.

Als er dus staat dat de mensen kwamen om door Johannes gedoopt te worden (Lucas 3:7), dan betekent dat dus niet dat Johannes al deze mensen één voor één persoonlijk in het water heeft ondergedompeld, maar dat hij de zegenbede voor het dopen uitsprak en toezicht hield, terwijl deze mensen zelf onder water gingen2.

Het dopen gebeurde altijd in een rivier, de zee, of een speciaal bad dat werd gevuld met water uit een bron3. Dat noemde men levend water. Een dergelijk bad heet een mikwe. Het woord mikwe komt uit Genesis 1:9. Het betekent niet alleen samenvloeiing of samenkomst maar ook hoop. Paulus noemt Jezus; onze hoop (1 Timotheüs 1:1).

Naast de bovengenoemde onderdompeling bestond er ook een onderdompeling om mensen van lichamelijke onreinheden te reinigen. Wanneer iemand diarree of een onwillekeurige zaadlozing had gehad moest hij ook worden ondergedompeld in het mikwe.

Verder was de onderdompeling nodig wanneer men van melaatsheid was genezen. Bij Naäman zien we dat hij zich eerst moest onderdompelen en pas op dat moment werd genezen. (2 Koningen 5:10-14)4.

Het waterbad van het Woord

De vraag is nu hoe wij dit waterbad in ons dagelijks leven kunnen toepassen nu er geen tempel meer is. Een van de manieren waarop wij ons kunnen heiligen is door het waterbad van het Woord. In Efeze 5:25 en 26 spreekt Paulus over Christus die de gemeente heiligt en reinigt. Het Grieks van deze verzen heeft vormen die wij niet kennen in onze taal. Vers 26 zou als volgt kunnen worden vertaald: “Christus heeft de gemeente geheiligd en gereinigd en blijft haar voortdurend heiligen en reinigen door het waterbad van het rhema“. Het woord rhema betekent het gesproken woord. Kortweg betekent dit dat het proces van heiliging en reiniging gestadig doorgaat wanneer wij Gods Woord blijven spreken en proclameren.

2. DE HANDEN NAAR DE WERELD

Heiliging door te imiteren

In Leviticus 19:2 zegt de Here God: “Weest heilig, want Ik, uw God ben heilig”. God wil dat wij heilig zijn omdat Hij het is. In deze tekst zit de opdracht ingesloten dat wij op God moeten gaan lijken. Dat is meer dan alleen het gereinigd worden van dode werken en het bekleed worden met Christus. Het betekent dat we in alles op God moeten gaan lijken en dat we de dingen moeten gaan doen die Hij doet.

Dit is een belangrijk Bijbels concept waar zelfs twee technische termen voor bestaan: imago Dei, het worden tot een afbeelding van God en: imitatio Dei, het doen van de werken die God doet. Daarin is Jezus ons voorbeeld. Hij leek niet alleen op de Vader, maar Hij deed ook steeds precies wat de Vader deed (Johannes 5:20). In Johannes 14:12 zegt Hij dat degenen die in Hem geloven, dezelfde werken zullen doen die Hij doet en zelfs nog grotere werken, omdat Hij naar de Vader ging.

Paulus onderwijst precies hetzelfde. Hij zegt dat we navolgers van God moeten zijn en in de liefde moeten wandelen zoals Jezus in de liefde wandelde (Efeze 5:1 en 2). Het Griekse woord navolgen betekent letterlijk nabootsen of imiteren. De term komt eigenlijk van het Griekse toneel. De oude Grieken deden bij het toneelspel altijd een masker voor met daaraan een soort mantel zodat je de toneelspeler zelf niet kon zien maar uitsluitend degene die hij uitbeeldde. In het Latijn werd een dergelijk masker persona genoemd. Dit woord, waarvan het Nederlandse woord persoon is afgeleid, betekent zowel masker als karakter. De persona die wij mogen uitbeelden is geen verhulling maar onthult het karakter van God die in ons innerlijk leeft. Hierdoor kunnen mensen, wanneer ze naar ons kijken, de persona van Christus zien.

Paulus gaat zelfs nog een stapje verder. Hij doet de oproep om hem na te volgen in de wijze waarop hij Christus navolgt (1 Corinthe 11:1). Zie in dit verband ook Hebreeën 6:12 en 13:7.

Heiliging door het doen van rechtvaardige daden

Om er nu achter te komen welke dingen een belangrijke rol spelen bij de heiliging is het belangrijk om naar de context van Leviticus 19:2 te kijken. Het komt veel voor dat christenen de context vergeten en de Bijbel verklaren met gebruikmaking van geïsoleerde verzen. In Bijbelse tijden bestonden er in het geheel geen Bijbelverzen5. Dit betekent dat we het vers “Weest heilig, want Ik, uw God ben heilig” moeten interpreteren vanuit de context.

Wanneer wij dat doen dan zien wij dat dit gebod wordt gevolgd door een aantal andere geboden, waaronder het op tijd betalen van het loon aan een arbeider, het liefhebben van broeders, eerlijke behandeling van vreemdelingen, het geven van gaven aan de armen en ga zo maar door.

We kunnen hieruit leren dat heiliging dus niet alleen met onze relatie met God heeft te maken, maar dat het ook betekent dat wij op een heel praktische manier zorg moeten dragen voor de mens om ons heen.

Joden noemen deze praktische daden: Gemilloet chassidim (handelingen van barmhartigheid). Nu zouden wij ons af kunnen vragen of deze Joodse uitleg voor ons van enig belang is. Maar wanneer wij het Nieuwe Testament bestuderen, dat overigens geheel door Joden is geschreven, ontdekken wij daar precies dezelfde boodschap (Mattheüs 5:48 en Lukas 6:36). De handelingen van barmhartigheid kunnen worden verdeeld in verschillende groepen waarvan wij er een aantal zullen benoemen.

1) Tsedaka. Dit is weldadigheid. Het betekent o.a. steun aan behoeftigen. De gedachte is ontstaan uit de tekst: “Gij zult uw hand wijd openen voor uw broeder, voor de ellendige en de arme in uw land” (Deuteronomium 15:11b). Je hand wijd openen voor een ander is een uitdrukking voor geven6. De Groot Nieuws Bijbel vertaalt Tsedaka met mensen in nood helpen en andere vertalingen noemen het vaak het geven van aalmoezen of daden van gerechtigheid. Hoe belangrijk dit nog steeds voor God is blijkt wel uit Handelingen 10:4 en 31, waar we zien dat God het gebed van Cornelius heeft gehoord en dat zijn gaven voor de armen niet onopgemerkt zijn gebleven. Ook stond Dorkas hierom bekend (Handelingen 9:36).

Jezus geeft bij het geven van aalmoezen wel de waarschuwing: “Laat, als gij aalmoezen geeft, uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet” (Mattheüs 6:3).

2) Kisoei Aroemiem. Letterlijk het kleden van naakten. God bekleedde in Genesis de naakte mens en Hij wil dat wij precies hetzelfde doen (Jesaja 58:7 en Mattheüs 25:31-46).

3) Hachnasat Orchiem. Gastvrijheid. Dit betekent mensen voeden en onderdak bieden. Het is een Joodse gewoonte om gastvrij te zijn, in navolging van Abraham die zijn tent voor de drie vreemdelingen opende die later engelen bleken te zijn (Genesis 18:2). De overlevering vertelt dat Sara hen vlees met mosterd voorzette die Abraham voor haar had gehaald. Hebreeën 13:2 sluit hierop aan: “Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd”.

4) Nichum aveliem. Het vertroosten van treurenden. Dit wordt expliciet genoemd in de Messiaanse profetie in Jesaja 61:2 en 3. Paulus draagt ons op om te vertroosten met de troost die wijzelf van God hebben ontvangen (2 Corinthe 1:3 en 4).

5) Bikoer choliem. Het bezoeken van zieken en voor hen bidden. Mozes bad voor de melaatse Mirjam (Numeri 12:13). Jezus genas vele zieken. Ook bezocht Hij de zieke schoonmoeder van Petrus en genas haar (Mattheüs 8:14).

SAMENVATTING

We hebben gezien dat de heiliging twee belangrijke pijlers kent. Allereerst het doen van stappen in de richting van God en het onderhouden van de relatie met Hem, zonder dat er daarbij dingen in de weg komen te staan. Daarnaast het uitreiken naar de wereld, zoals Jezus ons dat heeft geleerd en voorgedaan. Dit omvat vele praktische vormen. Beiden aspecten horen volledig bij elkaar. Heiliging kan nooit bereikt worden in een vacuüm door zich te isoleren van de buitenwereld maar juist door relevant te zijn voor de wereld, vanuit een innige relatie met God.

Onderaan vindt je aanverwante studies.

Voetnoten

  • Hoererij is in de Bijbel een verzamelwoord. Het betekent alle verboden seksuele relaties, waaronder: overspel, seksuele omgang met naaste verwanten (Leviticus 18), prostitutie en bestialiteit.
  • Joden dopen tot op heden door onderdompeling. Omdat er bij het dopen geen doopkleding wordt gedragen was het de gewoonte dat mannen alleen mannen doopten en dat de vrouwen alleen onder toezicht van een vrouw werden gedoopt. Wanneer een man in deze tijd Joods zou willen worden dan moet hij zowel besneden als gedoopt worden. Vrouwen worden alleen gedoopt.
  • In het Latijn heet een bron een fons wat in het Nederlands is verbasterd tot vont of doopvont.
  • In het Hebreeuws wordt hier hetzelfde woord gebruikt als in Exodus 29:4, het woord rachats, dat reinigen door onderdompeling betekent. In vers 14 wordt voor onderdompelen het Hebreeuwse woord tawal gebruikt dat dopen door onderdompeling betekent. We zien in beide Testamenten dat de rituele wassing of doop altijd door onderdompeling plaatsvindt. Het is de christelijke kerk geweest die daar in latere eeuwen een besprenging van heeft gemaakt. Met bloed wordt altijd gesprengd en in water altijd ondergedompeld (Exodus 24:8, Hebreeën 9:19 en 10:22, 1 Petrus 1:2). Numeri 19 spreekt over besprenging met speciaal water maar daarop volgt ook nog een onderdompeling.
  • Onze vers-nummering gaat terug op het ontwerp van de Franse drukker en uitgever Robert Stephens (Estienne). In 1551 publiceerde hij een Grieks en Latijns Nieuw Testament waarin hij zelf de tekst had ingedeeld in verzen. In 1555 gaf hij een Vulgata (Latijnse Bijbelvertaling) uit, waarin hij voor TeNaCH de versindeling, van rabbi Isaäk Nathan ben Kalonymus, uit 1547, volgde en voor het Nieuwe Testament zijn eigen versindeling. Zijn versindeling werd overgenomen in Bijbeluitgaven in andere talen waaronder het Nederlands.
  • De rabbijnen bepaalden dat men minimaal 10% tot maximaal 20% van het inkomen als Tsedaka behoort te geven.

Woordenlijst

  • Tenach / Tanach

    (תְּנַ״ךְ-תַּנַ״ךְ)

    De Hebreeuwse Bijbel of het Eerste Testament/Verbond. Vanaf de 2e eeuw door Christenen het Oude Testament genoemd, een naam die Joden liever niet gebruiken. Het woord TeNaCH is samengesteld uit de Hebreeuwse beginletters van de drie delen: Tora (T), Profeten (N) en Geschriften (CH).

    Zie deze pagina voor uitgebreidere informatie.