Tale Kanaäns of turbotaal?

Inleiding

Hoewel we het ons niet altijd bewust zijn spreken christenen onder elkaar vaak een soort geheimtaal die voor buitenstaanders vreemd en soms onbegrijpelijk overkomt.

Iedere christelijke denominatie heeft een eigen christelijk ‘jargon’ dat vaak alleen maar goed binnen de eigen groep te is begrijpen. Zo wordt er bijvoorbeeld binnen de reformatorische kringen, de evangelische kringen, de Joods-Messiaanse kringen en de charismatische kringen een totaal andere woordenschat gebruikt. Probeer je eens voor te stellen wat een buitenstaander moet denken van een charismatische bijeenkomst. Er wordt begonnen met God de lof te brengen, daarbij wordt gezongen over de kracht van het bloed van het Lam. Er wordt gebeden voor de vrijzetting van de zalving en daarna wordt er een offer opgehaald. Op die zelfde ochtend wordt er een avondmaal gegeten waarbij ieder een stukje brood krijgt dat zo klein is dat zelfs de Zeeuwen het wel heel erg zunig zouden vinden en dat durven we dan nog een maaltijd te noemen ook. Het wordt nog merkwaardiger wanneer er wordt gezegd dat mensen die in het licht wandelen, gemeenschap hebben met elkaar (1 Joh. 1:7). Hoe komt dit allemaal over op iemand die niet is ingewijd in deze religieuze taal? Denkt hij niet dat hij in een enge sekte terecht is gekomen?

Met de snelle veranderingen in de wereld, verandert onze taal ook voortdurend.

Sommige uitdrukkingen hoor je niet meer omdat de techniek is achterhaald. Zo werd vroeger van een kletskous gezegd dat hij was ingeënt met een grammofoonnaald. We draaien geen LP’s meer, maar luisteren naar een CD die we zelf hebben samengesteld en onze post gaat sinds enige tijd per ‘e-meeuw’, de moderne variant van een postduif. Helaas kennen we nu ook junk-mail, dat is geen verslavende post, maar ongewenste elektronische post. (Mocht je PC er van in de war raken dan heb je als Christen altijd nog ‘plug and pray’.)

De tale Kanaäns

Wanneer wij als gelovigen relevant willen zijn in de wereld en anderen willen bereiken met de geweldige boodschap van het evangelie zullen we ons taalgebruik aan moeten passen.

Hoewel de Nederlandse taal voortdurend aan verandering onderhevig is, groeit het Christelijke taalgebruik vrijwel niet mee. Hierdoor is het langzamerhand een soort vakjargon voor ingewijden geworden, ook wel de ‘tale Kanaäns’ genoemd, een uitdrukking die uit Jesaja 19:18 afkomstig is. Eeuwenlang was iedereen vertrouwd met de tale Kanaäns omdat de Statenvertaling in grote mate heeft bijgedragen tot het ontstaan van een eenheidstaal (en eenheidsspelling) in Nederland. Velen zijn zich niet bewust dat veel van onze uitdrukkingen uit de Bijbel komen. Om er een paar te noemen:

in het duister tasten (Job 12:25), je harp (of lier) aan de wilgen hangen (Psalm 137:2), op handen dragen (Psalm 91:12), op twee gedachten hinken (1 Koningen 18:21), niet van gisteren zijn (Job 8:9), muggenziften (Mattheüs 23:24), bij de pakken neerzitten (Genesis 49:14).

Door de toenemende ontkerstening ontstaat er een steeds diepere kloof tussen de Bijbelse taal en de seculiere taal. Hierdoor hebben velen zelfs moeite om de NBG Bijbeluitgave uit 1951 te lezen. Veel woorden zijn niet langer bekend zoals:

wrochten (Deuteronomium 34:12), zwerk (Openbaring 9:2), verbeiden (Psalmen 37:7), heir (Handelingen 7:42), mare (Nahum 3:19), baaierd (Jesaja 45:18), beeneter (Hosea 5:12), efod en terafim (Hosea 3:4).

Wie kent nog het verschil tussen een sponde en een legerstede (Psalm 132:3)? Wie weet nog dat de vierschaar die zich neerzet in Daniël 7:26 niets anders is dan een groep rechters die een vonnis velt? Wanneer Johannes zegt dat Jezus moet wassen (Johannes 3:30), bedoelt hij niet dat Jezus de was moet doen, maar dat Jezus groter (belangrijker) moet worden.

Om de kloof te verkleinen wordt de Statenvertaling regelmatig herzien. In de eerste uitgaven van de Statenvertaling werd zes maal gesproken van ‘zij die tegen de wand pissen’. Dat waren geen wildplassers, maar het was een aanduiding voor goddeloze mannen. In latere vertalingen is dit vervangen door ‘al wat mannelijk is’ (zie bijvoorbeeld 1 Samuël 25:22 en 1 Koningen 14:10). Sommige woorden die in de StatenBijbel worden gebruikt hebben tegenwoordig een geheel andere betekenis, zoals ‘gemeen’ in Deuteronomium 28:30 en Markus 14:44, ‘dierbaar’ in 1 Samuël 3:1, ‘beroerte’ in 1 Samuël 4:14 en ‘aftreden’ in Jeremia 15:5. Om de StatenBijbel weer wat te ‘updaten’ is er in 2010 een hertaling uitgekomen. Begrijpen we zelf ook nog wel voldoende wat er met bepaalde termen wordt bedoeld. Wat bedoelen we bijvoorbeeld met zalving, stille tijd, geboden bewaren? Zelfs een bekend woord als zondvloed wordt niet meer begrepen. Het woord heeft taalkundig geen enkel verband met het woord zonde. Het heeft zich ontwikkeld uit het woord sin(t)vluot, dat aanhoudende vloed betekent.
Een ander probleem is dat woorden een nieuwe inhoud krijgen. Zo zien we dat de new age beweging gebruik maakt van Christelijke begrippen die een geheel nieuwe inhoud hebben gekregen. Zo is wedergeboorte de reïncarnatie van een ziel en genade is de op een discipel afgestemde energie die een goeroe aan hem doorgeeft. Het is dus belangrijk dat we zelfs begrippen die we als algemeen bekend onderstellen nader omschrijven.

Een nieuwe verpakking

Wanneer we buitenkerkelijken willen aanspreken, zullen we moeten trachten om de taalkloof te verkleinen of zelfs te overbruggen. Dit betekent niet dat we in soundbytes, turbotaal of digi-taal moeten gaan communiceren maar er zijn wel enige aanpassingen nodig.

De eerste stap in dit proces is dat we ons bewust worden van de taalkloof en van de noodzaak tot verandering. Hoe spreken we met elkaar tijdens onze samenkomsten? Nog belangrijker is hoe wij met buitenkerkelijken spreken. Op alle terreinen zullen we onze communicatie moeten bezien. Dit betekent niet dat de inhoud van onze boodschap moet veranderen, maar wel de verpakking.

Wanneer Paulus in Athene komt doet hij bij zijn boodschap geen water bij de wijn, maar hij past wel zijn woordgebruik aan. Daarbij zoekt hij aansluiting bij de wereld van de Atheners. Zo citeert hij bijvoorbeeld een van hun dichters (Handelingen 17:28). Doordat zijn toehoorders geen Joden zijn en daardoor ook geen Messias (Christus) verwachten, gebruikt hij deze vakterm in het geheel niet. Hij spreekt over een man die uit de dood is opgewekt (Handelingen 17:31). Hoewel dat laatste sommigen te ver ging wilde hij niet aan de boodschap afdoen.

Waar te beginnen

Laten we eens met andere oren gaan luisteren naar de dingen die we als Christenen tegen elkaar zeggen. Heb je een goed alternatief voor een woord gevonden, deel dat dan met anderen. Zo kun je in plaats van een bediening ook heel eenvoudig spreken van een taak en in plaats van een preek van een toespraak. Voor buitenstaanders zal dat veel begrijpelijker overkomen. Lukt het niet om een passend synoniem te vinden, geef dan een korte omschrijving.

Het is tijd dat we samen op zoek gaan naar een taalgebruik waarbij buitenstaanders zich niet langer buitengesloten voelen. Wanneer zij zich in ons spraakgebruik kunnen herkennen is de kans aanwezig dat ze uiteindelijk net zo enthousiast zullen worden over de geweldige boodschap van Jezus als wijzelf.