Overwinnend gezag over de geestelijke wereld

Geluidsbestand over gezag in de geestelijke wereld

 

De apostel Paulus had inzicht in de werken van het rijk der duisternis (2Kor. 2:9,10). Hij vergelijkt het rijk van Satan met een leger. In dat leger zijn verschillende rangen en onderdelen (vgl. Efeziërs 6:12).
Aan het hoofd van dit leger staat Satan. Volgens Gods Woord is Satan de vader der leugen en een mensenmoordenaar (Joh. 8:44) die zich voordoet als engel des lichts (2Kor. 11:14).

Jezus is gekomen om een eind te maken aan zijn boze werken.

Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, dat Hij de werken van de duivel verbreken zou (1Johannes 3:8b)

Toch spreekt de Bijbel weinig over Satan. De oorsprong van de zonde in ons leven ligt namelijk in ons hart en niet bij de duivel;

Jeremia 17:9 SV Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk (verderfelijk, ongeneselijk) is het, wie zal het kennen?

Mattheüs 15:19 HSV Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, (gods)lasteringen.

Aan de andere kant zien we in de Bijbel dat de duivel en demonen reëel zijn en dat zij op allerlei wijzen mensen trachten te beïnvloeden, te misleiden of te belemmeren.
Ook kunnen door boze machten kunnen allerlei geestelijke, psychische en fysieke klachten ontstaan. Hoewel ziekten en aandoeningen over het algemeen fysieke en psychische oorzaken hebben, kunnen ze in sommige gevallen een demonische oorzaak hebben. In de evangeliën vinden we niet alleen voorbeelden van boze machten die mensen doen schreeuwen met stuiptrekkingen en schuim op de lippen (Luk. 9:39 – wat niet met epilepsie moet worden verward) of mensen die bovennatuurlijke kracht bezitten (Luk. 8:29), maar ook vinden we voorbeelden van fysieke aandoeningen die door demonen worden veroorzaakt, zoals doofheid (Mark. 9:25), stomheid (Luk. 11:14) en blindheid (Mat. 12:22).

Kenmerken boze geesten in het Nieuwe Testament

  1. Ze reageren op dingen die worden gezegd; Jezus sprak met boze geesten (Mark. 5:9; Luk. 8:30).
  2. Ze kunnen spreken; Jezus beval geesten te zwijgen en te vertrekken (Mark. 1:25, 5:8, 9:26).
  3. Ze kunnen een naam hebben of de naam van een ziekte dragen (Mark. 5:9, 9:25; Luk. 8:30).
  4. Ze bezitten bovennatuurlijke kennis en (her)kennen Jezus (Mat. 8:29; Mark. 1:34).
  5. Ze kenden naast Jezus ook Paulus (Hand. 16:17, 19:15).
  6. Ze wisten dat Christus hen uiteindelijk zou oordelen (Mat. 8:29; Luk. 4:34).
  7. Ze kunnen mensen pijnigen of mishandelen (Luk. 9:39).
  8. Ze geven mensen soms bovenmenselijke kracht (Markus 5:3; Hand. 19:16).
  9. Ze kunnen mensen verlaten met een zichtbare fysieke reactie (Markus 1:24).
  10. Ze kunnen na uitgedreven te zijn in een dier varen (Mat. 8:32; Markus 5:13).

Het is belangrijk om te beseffen dat Jezus niet alles voortdurend aan de duivel toeschrijft, maar elke situatie op een unieke manier benadert, zoals we bij verschillende blinden zien (vergelijk Mat. 12:22 met Mark. 8:23-25 en Joh. 9:6). Daarom geeft Hij de opdracht om zieken te genezen en demonen uit te drijven (Mat. 10:8).

De weg naar vrijheid

Er zijn deuren waardoor de boze voet kan krijgen in iemands leven. Zoals door contacten met het occulte, het bezoeken van waarzeggers of occulte genezers, door afgoderij, maar ook door het vasthouden van bepaalde zonden of diepe wrok en bitterheid. Ook kunnen diepe traumatische ervaringen, vooral op seksueel gebied of in gevallen van mishandeling, een ‘opening’ voor de boze veroorzaken.
Het is belangrijk om onder de leiding van de Heilige Geest de ontstane openingen in gebed te sluiten. Daarbij is het belangrijk om zonden te belijden en om mensen die littekens hebben veroorzaakt vrij te spreken.

In de toespraak worden een aantal stappen naar herstel en overwinning genoemd. Hoewel iedere gelovige in Christus gezag heeft om banden te verbreken, raden we aan om bij diepere geestelijke problemen de hulp en bijstand in te roepen van geestelijke leiders, of medegelovigen die geestelijk inzicht hebben op dat gebied.