De Huldapoorten

De opgangsfeesten

Driemaal per jaar trokken de Israëlieten in grote getale naar de tempel in Jeruzalem. Voor mannen was dit een verplichting (Exodus 23:17), waar mogelijk reisden ook vrouwen en kinderen mee (vergelijk Lukas 2:41). Tijdens deze opgangsfeesten1 brachten de tempelgangers verschillende offergaven en geschenken mee naar de tempel.
Het was niet toegestaan om met lege handen voor de Here God te verschijnen.

Drie keer per jaar moet alles wat mannelijk is onder u, verschijnen voor het aangezicht van de HEERE, uw God, op de plaats die Hij zal uitkiezen: op het Feest van de ongezuurde broden, op het Wekenfeest en op het Loofhuttenfeest. Men mag echter niet met lege handen voor het aangezicht van de HEERE verschijnen, maar ieders geschenk moet overeenkomen met de zegen van de HEERE, uw God, die Hij u gegeven heeft. (Deuteronomium 16:16-17).

De tempelgangers gingen niet naar Gods huis om daar iets te halen, maar om met hun gaven voor de Here God te verschijnen. Naast verplichte en vrijwillige offers brachten ze geldbedragen, waaronder de halve sjekel (sikkel) als tempelbelasting (Exodus 38:26). Ook werden vaak wijn, graan, olie en tal van andere geschenken meegebracht, zoals wijgeschenken om Gods huis mooi te maken (Lukas 21:5) of brandhout voor het altaar.

In Spreuken 3:9-10 vinden we de oproep om de Here God te vereren met je bezit, gevolgd door een mooie belofte.

Spreuken 3:9-10  Vereer de HEERE met je bezit, met de eerstelingen van heel je opbrengst, dan zullen je schuren gevuld worden met overvloed en je perskuipen overlopen van nieuwe wijn. (Vergelijk: Maleachi 3:10 en 2 Korintiërs 9:6-8.)

De tempeldienst als model voor de samenkomst

De apostel Paulus past de bovenstaande principes toe op de gemeentesamenkomst: “telkens wanneer jullie samenkomen, heeft iedereen iets …” (1Kor. 14:26 e.v.). Maar ook andere principes van de tempeldienst past hij toe op de gemeente, zoals de zorg voor de priesters die leefden van de gaven die de bezoekers van de tempel brachten (zie bijvoorbeeld 1 Korintiërs 9:13 en 14).

Kavaná

In de tempel was overal goed over nagedacht. Zo waren de traptreden die naar de tempel leidden ongelijk, zodat je niet ‘even snel’, maar bedachtzaam, naar Gods huis opging. Joden noemen deze bedachtzaamheid kavaná (intentie of hartsgerichtheid) 2.

Mikwes

Bij de ingangen van de tempel, met name aan de zuidkant, bevonden zich veel mikwes (rituele baden) waarin de tempelgangers zich konden onderdompelen in ‘levend water’ om zich te reinigen voordat zij de tempel binnengingen3. Ongetwijfeld zijn dit ook de baden waarin de 3000 Joden die op de Pinksterdag tot geloof waren gekomen zijn ondergedompeld.

De Hulda poorten

De drievoudige Huldapoort

De tweede tempel, die door Herodes was uitgebreid, was een indrukwekkend en rijk versierd gebouw.
In de Talmoed lezen we dat wie de tempel van Herodes (in Jeruzalem) niet heeft gezien, in zijn hele leven nog nooit een mooi bouwwerk heeft gezien (Talmoed Sukka 51b).
Er waren 5 poorten waardoor men de tempel kon binnentreden: de Susanpoort aan de oostkant4, de Kiponius Poort5 in het westen, de Taddeüs Poort in het noorden, die uitsluitend door priesters werd gebruikt, en de dubbele en drievoudige Huldapoorten in het zuiden. De meeste tempelgangers gingen via de zuidkant de tempel binnen door de drievoudige Hulda Poort. Er was zelfs een verbindingsweg met trappen die hen rechtstreeks van het Badwater van Siloam, dat ook als mikwe werd gebruikt, naar de zuidelijke muur van het Tempelplein leidden6.

Met blijdschap voor God verschijnen

Men ging niet naar de tempel om blij te worden, maar men verblijdde zich in de Here God omdat de Bijbel dat voorschijft. Dit voorschrift heeft Paulus eveneens overgenomen, wanneer hij schrijft: “Verblijd u altijd in de Heere; ik zeg het opnieuw: Verblijd u” (Filippenzen 4:4) en “Verblijd u altijd” (1Thes. 5:16).  Je verblijden is geen emotie die je overkomt, maar een actieve en bewuste keuze.

Psalm 100:1 Een lofpsalm. Juich voor de HEERE, heel de aarde; 2 dien de HEERE met blijdschap, kom voor Zijn aangezicht met vrolijk gezang. 3  Weet dat de HEERE God is; Híj heeft ons gemaakt-en niet wij. Zijn volk en de schapen van Zijn weide. 4 Ga Zijn poorten binnen met een lofoffer, Zijn voorhoven met een lofzang; 5  Want de HEERE is goed, Zijn goedertierenheid is voor eeuwig, Zijn trouw van generatie op generatie.

De apostel Paulus heeft ongetwijfeld Deuteronomium 32:43a en verschillende Psalmen7 in zijn achterhoofd wanneer hij in Romeinen 15:10 schijft: “En verder zegt Hij: Wees vrolijk, heidenen, met Zijn volk!” Dit is ook de achtergrond van Paulus opmerking ‘verblijdt u … Filippenzen 4:4’.

Onderweg naar de tempel en bij het bestijgen van de Tempelberg (de berg Moria8) werden lofliederen gezongen zoals in Psalm 95:2 staat: “Laten wij Zijn aangezicht tegemoetgaan met een loflied, laten wij voor Hem juichen met psalmen.”
In de Psalmen vinden we zelfs 15 speciale ‘opgangsliederen’, de Psalmen 120-1349.

Het geheim van de linker poorten

De zuidwestkant van de tweede tempel

In de zuidelijke muur bevonden zich in Jezus’ dagen twee ingangen; aan de oostkant van de muur (rechts) bevond zich een ingang met drie poorten en aan de westkant een dubbele ingang. De overblijfselen van de 3 poorten aan de rechterkant zijn nog steeds zichtbaar in de zuidelijke muur van het tempelplein10.
Deze poorten werden in later tijd de Huldapoorten (שערי חולדה, Sha’aré Choelda) genoemd, mogelijk naar de Profetes Hulda (Chulda)11.

De drievoudige poort aan de rechterkant diende als ingang naar het tempelplein en men verliet het plein door de dubbele poort12.

Tempelgangers die vanuit de zuidkant kwamen gingen altijd met blijdschap en onder het zingen van vrolijke lofliederen door de drievoudige rechterpoort13 naar het tempelplein.

Toch lukt het niet iedereen en onder alle omstandigheden om met een blij en voorbereid hart voor God te verschijnen, bijvoorbeeld doordat men in de rouw was. In het laatste geval was het de gewoonte om dan door de twee linker poorten naar binnen te gaan.
Je liep dan tegen de stroom in waardoor iedereen wist dat er iets met je aan de hand was. Aanbidders die de tempel verlieten vroegen de ‘linkslopers’ waarom zij links liepen. Wanneer diens antwoord bijvoorbeeld was: “ik ben in de rouw”, dan werd hij gezegend met de woorden: “Hij die in dit huis woont, zal je troosten (הַשּׁוֹכֵן בַּבַּיִת הַזֶּה יְנַחֲמֶךָּ)7.”

Dit had tot gevolg de deze ‘linkslopers’ door allen die de tempel verlieten werden gezegend. Bij de linker poort bevonden zich priesters die vroegen wat er aan de hand was. Zij vingen deze personen op, vertroostten hen en baden voor hen zodat ze met een blij hart voor God konden verschijnen.

Op deze wijze herinnert de tempel ons eraan dat we naast het dienen van de Here God ook onze liefde en zorg mogen geven aan allen die dit nodig hebben. Daarbij mogen we in het bijzonder omzien naar mensen die vertroosting nodig hebben of moeite hebben om in Gods aanwezigheid te komen. Bovendien ontvangen degenen die anderen zegenen zelf ook een zegen (vergelijk Spreuken 11:25 en Mattheüs 5:7).

Micha 6:6 Waarmee zal ik de HEERE tegemoetgaan en mij buigen voor de hoge God? Zal ik Hem tegemoetgaan met brandoffers, met eenjarige kalveren?

7  Zou de HEERE behagen scheppen in duizenden rammen, in tienduizenden oliebeken? Zal ik mijn eerstgeborene geven voor mijn overtreding, de vrucht van mijn moeder schoot voor de zonde van mijn ziel?

8  Hij heeft u, mens, bekendgemaakt wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niets anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God.

Voetnoten

  • Deze drie feesten worden ‘opgangsfeesten’ genoemd omdat je letterlijk omhoog gaat naar Gods huis dat op de tempelberg ligt (op bijna 800 meter boven zeeniveau). In het Hebreeuws worden deze feesten ‘Sjalosj regaliem‘ (שָׁלֹשׁ רְגָלִים) genoemd (de ‘drie voetreizen’) naar de Hebreeuwse tekst van Exodus 23:14.
  • Joden noemen deze bedachtzaamheid kavaná (כַּוָּנָה). Kavaná betekent ‘hartsgerichtheid’, ‘intentie’ of ‘oprecht gevoel’. Het is een theologisch begrip in het Jodendom betreffende de gemoedstoestand en het hart en de toewijding van een aanbidder.
  • De reiniging ging vooraf aan het betreden van Gods huis. Vergelijk: Psalm 24:3-4 waar staat: “Wie zal de berg van de HEERE beklimmen? Wie zal staan in Zijn heilige plaats? Wie rein is van handen en zuiver van hart, wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert.”
  • Deze naam was ter nagedachtenis aan de burcht Susan in de tijd van de ballingschap. De hogepriester en de andere priesters die bij deze ceremonie betrokken waren, zouden volgens de Misjna (Middot 1:3) door deze poort naar de Olijfberg gaan om de rode vaars te verbranden.
  • De oorsprong van de namen van de Kiponius of Cophonios Poort en de Taddeüs Poort is niet zeker. Mogelijk stamt de naam van Koponius van de landvoogd van Judea en Samaria, in 6-7 na Christus (Josephus, Ant. XVIII, 2 en 29).
  • Volgens prof. Ronny Reich van de Universiteit van Haifa, was dit de hoofdstraat van Jeruzalem, waardoor pelgrims opstegen vanuit het zuidelijke deel van de oude stad, waar het Badwater van Siloam zich bevond. Hier konden honderden mensen tegelijk zich in het levend water reinigen voordat ze naar de Tempelberg gingen.
    Zie ook het artikel in Ha-Aretz https://www.haaretz.com/1.5483132 .
  • Zoals Psalm 66 en 67.
  • 2 Kronieken 3:1. De tempelberg wordt in het Hebreeuws ‘Har Ha-bait’ (הַר הַבַּיִת) genoemd, letterlijk de berg van ‘Het Huis’ (van God). We vinden deze uitdrukking in Jeremia 26:18 en Micha 3:12. De Here God noemt de tempelberg verschillende keren ‘Mijn Heilige Berg’ (Psalm 99:9, Jesaja 11:9, 27:13, 56:7, Joël 2:1. etc.) Het is de plaats die Hij heeft verkozen als woonplaats voor altijd (Joël 3:17, Ezechiël 43:7) en het is de plaats waar volgens de profeten de heidenen in de eindtijd heen zullen stromen om God te aanbidden (Jesaja 2:2-3, Jeremia 3:17).
  • Omdat tempel zich bovenop de tempelberg bevond, ging je altijd ‘omhoog’ naar Gods huis. Daarom werden deze Psalmen ‘Opgangspsalmen’ (Hebreeuws sjiré ha-ma’alot שירי המעלות) genoemd. Ze worden in de Staten Vertaling ‘liederen Hammaäloth’ genoemd en in andere vertalingen meestal ‘Pelgrimsliederen’ of ‘Bedevaartsliederen’ (zie bv. Psalm 120:1, 121:1 etc.).
  • De drievoudige rechter- en de tweevoudige linker poorten leidden naar het Tempelplein.
  • De naam ‘Hulda poorten’ of ‘Choelda poorten’ is ontleend aan de beschrijving van de Tempelberg in de Misjna (Middot 1:3). Hulda was profetes ten tijde van koning Josia. Haar man Sallum was de kledingbewaarder van de priesters en de koning. Zij woonde in Jeruzalem en werd als profetes werd zeer geëerd en zij stond mogelijk zelfs meer in aanzien dan Jeremia en Zefanja. Ze wordt genoemd in 2 Koningen 22:14-20 en 2 Kronieken 34:22-33. Volgens de overlevering bevindt haar graf zich in de buurt van de zuidelijke muur van de tempel.
    Een andere verklaring is dat de poorten Hulda Poorten werden genoemd omdat het woord ‘hulda’ muis of mol betekent en in dit geval een verwijzing is naar de ondergrondse gangen die zich achter de poorten bevonden.
  • In het Hebreeuwse denken staat rechts (jamien) symbool voor het goede. Dit is onder meer gebaseerd op Prediker 10:2 “Het hart van een wijze is tot zijn rechterhand, maar het hart van een dwaas is tot zijn linkerhand.” Zie ook Psalm 18:35, 20:6, 44:3(4) en 118:16). Denk ook aan het scheiden van de schapen en bokken in Mattheüs 25:33. Daarom trekken orthodoxe Joden bij het aankleden altijd eerst de rechterschoen aan. In andere talen en culturen vinden we dit ook terug. Zo is ‘links’ in het Latijn ‘sinister’ en in verschillende landen betreden moslims de moskee bij voorkeur met hun rechtervoet.
  • Misjna Middot 2:2. Volgens deze Misjna gingen allen door de rechterpoorten, behalve een persoon die in de rouw was of geëxcommuniceerd was. Rabbi Yose en Rabbi Meir debatteren welke woorden ze tegen hen zouden zeggen.