Rouw en verdriet

Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden

In Mattheüs 5 vangt de Bergrede aan met de zaligsprekingen van de Here Jezus.

Mattheüs 5:4
(NBG) Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden.
(GNB) Gelukkig zij die verdriet hebben: God zal hen troosten.
(NBV) Gelukkig de treurenden,want zij zullen getroost worden.

In de tweede zaligspreking zijn het de treurenden die gelukkig worden geprezen. Op het eerste gezicht lijkt dat niet zo logisch. Mensen die in de rouw zijn of depressief zijn, voelen zich vaak tot niets meer in staat. Bij velen overheerst het gevoel dat God hen op dat moment onmogelijk kan gebruiken.

Hoewel de treurenden die Jezus toebehoren evenals de armen uit vers 3 uit zichzelf niets kunnen, bezitten zij wél de Heilige Geest. Hij is het die hen kracht geeft en is Hij de grote Trooster. Jezus zegt trouwens niet dat het voor gelovigen niet is toegestaan verdriet te hebben of te rouwen. Integendeel, er moet ruimte zijn om te kunnen treuren en rouwen (Prediker 3:1-4).  Maar in het Koninkrijk van God is uitzicht op vertroosting.

Het Griekse woord treuren (πενθέω – pentheo) geeft een diepe vorm van droefheid weer.
Het is belangrijk om dit vers allereerst te bezien in de context van de discipelen die Jezus op een bepaald moment gaan verliezen bij Zijn kruisdood. Zij zullen dan over Hem rouwen. Maar Jezus belooft van tevoren al dat er vertroosting komt en dat het Koninkrijk van God zal aanbreken (Mattheüs 5:3). Gods koninkrijk staat in de gehele Bergrede centraal 1.

Rouwen om en een groot verlies

Afhankelijk van de context kan het werkwoord treuren een aantal dingen betekenen. Het woord treuren wordt in de Bijbel meestal gebruikt in verband met het rouwen over het verlies van een naaste of een geliefde 2 . Maar iemand kan ook rouwen om het verlies van een woning, dierbare bezittingen, het verlies van een baan of het verlies van een huisdier waaraan men zeer was gehecht. Zelfs bij een echtscheiding kan er sprake zijn van rouw hoewel velen zich dat niet bewust zijn doordat andere emoties, waaronder boosheid, meestal de overhand hebben.

Hoewel rouw een plaats hoort te krijgen in ons leven, belooft Jezus ook vertroosting. Het is een misvatting om te denken dat je als gelovige voortdurend gebukt hoort te gaan onder de druk van deze wereld en dat je nooit vrolijk of gelukkig mag zijn. Het is evengoed een misvatting te denken dat je nooit verdrietig zou mogen zijn. Verdriet is een krachtige emotie die niet voortdurend moet worden weggedrukt. Wel kunnen er momenten zijn dat er wat minder plaats is voor het uiten van zulke emoties. In het Jodendom wordt dit al vroeg onderwezen. Zo hoort bijvoorbeeld tijdens een bruiloft alle aandacht uit te gaan naar bruid en bruidegom. Op zo’n belangrijke dag word je geacht je eigen verdriet tijdelijk op de tweede plaats te stellen.

Fasen van rouwverwerking

Mensen die rouwen, gaan meestal door een vier- of vijftal verschillende fasen. Vaak begint het proces met het ontkennen van de realiteit. Het verdriet en de verwardheid zijn soms zo groot dat men even de werkelijkheid niet aankan. Stukje bij beetje begint daarna de waarheid door te dringen. De eerste reactie daarop is vaak een sterk gevoel van boosheid. Zo kan er boosheid zijn naar de brenger van het slechte nieuws, een arts, een rechter, of naar een andere betrokkene. Ook kan er boosheid zijn naar de gestorvene, omdat degene die achterblijft het gevoel heeft door de overledene in de steek te zijn gelaten. Bij Christenen zien we soms boosheid naar God hoewel deze boosheid latent aanwezig kan zijn.

Tijdens een rouwperiode lijken de emoties vaak op het Nederlandse klimaat. Momenten van woede kunnen worden afgewisseld met perioden van intens verdriet. Daarbij kunnen ook sterke schuldgevoelens optreden. Bijvoorbeeld het gevoel dat men niet genoeg voor de gestorvene of de situatie heeft gedaan. Hierop volgt vaak een actieve fase waarin men tracht bepaalde daden te stellen. Het is een soort tegenaanval op het verlies en de boosheid. In een aantal gevallen kan dit gevolgd worden door een periode waarin de rouwende zich afsluit van de buitenwereld of depressief wordt. De laatste fase in het gehele rouwproces is het aanvaarden van het verlies.

Rouwen is voor Nederlanders heel moeilijk omdat velen niet geleerd hebben om hun emoties op een gezonde wijze te uiten. Hierdoor kunnen sommigen in een bepaalde fase van het rouwproces blijven steken. Onbegrip van de omgeving kan daarin ook een rol spelen. Wanneer een rouwende probeert te uiten waar hij doorheen gaat, wordt dat door de omgeving al gauw als negatief ervaren. Soms wordt het afgedaan als zelfmedelijden waar men toch vooral niet in moet blijven hangen, of het wordt snel weggewuifd, al of niet met Bijbelteksten. Ook hierdoor blijven mensen vaak steken in de verwerking van hun rouw.

De bediening van vertroosting

Hoewel het een gangbaar gezegde is dat tijd alle wonden heelt is dit een grote misvatting. Dingen kunnen enigszins vervagen, maar tijd heelt geen wonden. Daarom is het belangrijk dat mensen goed door een periode van rouwverwerking heen komen. Hiervoor zijn twee dingen belangrijk. Allereerst hebben we de Heilige Geest nodig, die in Jesaja 61:1-3 wordt aangekondigd als brenger van vertroosting. Maar Gods Geest kan geen hand op jouw schouder leggen en met jou meehuilen. Daarvoor hebben we elkaar gekregen.

Het Griekse werkwoord troosten betekent ook naast iemand gaan staan, iemand bemoedigen en hem bijstand verlenen. Het betekent eveneens aansporen en onderwijzen. Het troosten heeft tot doel om de ander te ondersteunen en hem te helpen om stand te kunnen houden. Maar troosten is niet hetzelfde als het oplossen van iemands problemen.
In het Joodse gezin wordt het bijstand verlenen heel praktisch gemaakt. Daar is het de gewoonte dat de rouwende de eerste zeven dagen na de begrafenis door anderen wordt verzorgd. De bezoekers brengen voedsel mee zodat de rouwenden niet zelf boodschappen hoeven te doen of hoeven te koken. Verder worden er gebeden gezegd 2.

We moeten ons er wel goed van bewust zijn dat de Bijbel nergens leert dat we onze troost van andere mensen moeten verwachten. Doen wij dat wél dan leidt dat alleen maar tot teleurstelling.
Daarentegen hebben we wel allemaal de opdracht om anderen bijstand en troost bieden. Mensen die zelf Gods troost hebben ervaren krijgen vaak een bediening van vertroosting. Paulus roept daartoe zelfs op wanneer hij zegt dat wij anderen moeten vertroosten met de troost die wijzelf van God hebben ontvangen (2 Corinthiërs 1:3 en 4). Wel is het belangrijk dat we mensen in een periode van rouw of verdriet niet als onmondig beschouwen. Vraag altijd op welke wijze je de beste steun kunt bieden.

Rouwen over zonden

De rouw waarover Jezus hier spreekt gaat evenwel verder dan alleen het verlies van een dierbare. Er is nog een andere belangrijke vorm van rouw; de rouw over zonden. Paulus spreekt in zijn tweede brief aan de Corinthiërs over deze vorm van verdriet:

2 Corinthiërs 7:10 (GNB)
Want verdriet geleden zoals God bedoelt, leidt tot een heilvolle ommekeer waarvan men geen spijt krijgt. Maar verdriet zoals de wereld kent leidt tot de dood.

Jacobus roept actief op tot rouw over zonden:

Jacobus 4:8 en 9 (NBG)
Nadert tot God en Hij zal tot u naderen. Reinigt uw handen zondaars en zuivert uw harten, gij die innerlijk verdeeld zijt. Beseft uw ellende, treurt en weent; uw gelach moet veranderen in treurigheid en uw vreugde in neerslachtigheid.

Wanneer Jezus in deze zaligspreking over rouwen spreekt, doelt Hij dus eveneens op het rouwen en treuren over onze zonden. Het is beter om nu te rouwen dan later in de eeuwigheid (vergelijk Lucas 6:21b en 25b), want zonden leiden uiteindelijk altijd tot de dood (Romeinen 5:12, 6:23).

Het brengen van vertroosting

De Trooster, de Heilige Geest, brengt alles aan het licht dat ons kan helpen om orde op zaken te stellen. Door Zijn kracht zijn we in staat om af te rekenen met dingen uit het verleden.

De Heilige Geest geeft nooit schuldgevoelens maar Hij overtuigt wel van zonden (Johannes 16:8). Hij verheerlijkt Jezus en openbaart Gods heiligheid. Wanneer we zien wie onze God werkelijk is, komen onze zonden vanzelf aan het licht. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in Jesaja 6:1-7. God vertelt niet aan Jesaja hoe slecht hij is maar Hij openbaart Zichzelf. Wanneer Jesaja Gods heerlijkheid aanschouwt beseft hij pas dat hij een zondaar is (Jesaja 6:5).

Mensen die kunnen rouwklagen over hun zonden zullen ook in staat zijn om het werkelijke geluk waarover Jezus spreekt te ervaren. Daarom prijst Jezus de rouwenden gelukkig. Iets dat op het eerste gezicht paradoxaal lijkt te zijn. We zien dit heel duidelijk in het leven van koning David. Hij was verre van volmaakt maar hij wist wat het was om te rouwen over zijn zonden en om daarna de genade en vergeving van God te aanvaarden. Hij wordt daarom een man naar Gods hart genoemd (Handelingen 13:22). We zien hier ook heel mooi dat er een verband is tussen rouw en berouw.

Uitreiken naar de wereld

Als gelovigen is het fijn om er voor elkaar te zijn. Maar de focus van de Bergrede is Gods Koninkrijk in de wereld. Hoewel we deel uitmaken van Gods hemelse Koninkrijk leven we wel gewoon op aarde. Het is de bedoeling dat Gods Koninkrijk door ons in de wereld zichtbaar gaat worden. Dat gebeurt niet door op een kistje in een park te gaan staan prediken maar door de boodschap van de Bergrede in ons dagelijks leven toe te passen.
De bediening van vertroosting is een belangrijke sleutel om het evangelie op een praktische manier handen en voeten te geven en het geeft openingen om op praktische wijze getuigen te kunnen zijn van Jezus.

(Zie ook de eerste zaligspreking.)

Punten voor overdenking en gebed

Misschien is het al enige tijd geleden dat je een dierbare hebt verloren.

  • Hoe ervaar jij dat op dit moment?
  • Krijgen rouw en verdriet voldoende ruimte in jouw leven?
  • Waar of waarin vind jij je troost? Welke plaats krijgen Gods Woord en gebed daarin?
  • Laat je de emoties die daarmee zijn verbonden nog toe bij jezelf of druk je alles weg?
  • Ervaar jij in jouw omgeving voldoende ruimte en openheid om over je rouw te kunnen spreken? Hoe zou dat komen?
  • Wat zou jij voor andere rouwenden kunnen betekenen?

Voetnoten

  • Het Koninkrijk wordt in 8 verzen van de Bergrede genoemd (Mattheüs 5:3, 10, 19, 20, 6:10, 13, 33 en7:21). In Mattheüs 5:19 wordt het Koninkrijk zelfs 2 maal genoemd.
  • De Griekse vertaling van het Eerste Testament, de Septuaginta, gebruikt dit woord vaak in verband met het rouwen over een dode. Zo komt het voor in de beschrijving van Jacobs verdriet over de vermeende dood van Jozef (Genesis 37:34-35).
  • Een van deze gebeden is het kaddiesj. Een prachtig gebed dat in het Aramees is geschreven. Hierin wordt God geprezen om Zijn grootheid en trouw en om Zijn belofte de doden weer te doen herrijzen.

Woordenlijst

  • Septuagint / Septuaginta / LXX

    Toen het Grieks in het Oost-Romeinse Rijk de voertaal werd, maakten de Joden rond 200 voor Christus een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Deze vertaling, waaraan zeventig rabbijnen zouden hebben gewerkt, kreeg uiteindelijk de Latijnse naam Septuagint. (Het is een afkorting van ‘interpretatio septuaginta interpretum virorum’ – ‘de vertaling van de 70 vertalers’). De Septuagint, soms weergegeven met Romeinse cijfers LXX (=70) wordt in het Nieuwe Testament vaak geciteerd omdat dit ook in het Grieks is geschreven.

    De Septuagint is soms verklarend (een parafrase) en daardoor niet altijd een letterlijke vertaling van het Hebreeuws. Zo staat aan het eind van Jesaja 28:16 “wie gelooft, die zal niet haasten”. De Septuagint geeft dit als volgt weer: “Wie in (op) Hem gelooft, zal niet beschaamd worden”.
    Petrus citeert deze tekst in 1 Petrus 2:6 niet uit het Hebreeuws, maar uit de Joodse Septuagint.

    Wanneer gevangen werden vrijgelaten uit de donkere kerkers, was het alsof hun ogen werden geopend. De LXX voegt dit toe aan Jesaja 61:1. Lukas citeert (in hoofdstuk 4:18) letterlijk de Septuagint. Zo zijn er tal van voorbeelden.

    De Septuagint is de Bijbelvertalers tot hulp geweest bij het vertalen van Hebreeuwse woorden waarvan de betekenis niet helemaal duidelijk of zelfs onbekend was. ... [Lees meer]